Joost Overbeek: Vader

Joost Overbeek, 01 september 2010

Items Live #6

Vorige maand overleed plotseling mijn geweldige vader. Deze column is niet meer door zijn ‘doe maar normaal-filter’ gegaan. Interessantdoenerij, onnodig gebruik van Engelse woorden, teveel effectbejag, het werd me door middel van een rood streepje eronder gemeld, ondertekend met iets van “Leuk stukje. Onzin maar leuk. Liefs Pa”.

Inhoudelijk waren we het vaak te oneens om met rode streepjes op te lossen. Gelukkig woonde hij zo dichtbij dat we dat bij de koffie of tijdens een maaltijd konden bespreken. Eindeloze discussies.

Super.

Hij was architect. Uit de school van ‘Less is more’. Met Gerrit Rietveld als een van zijn grote helden. Vandaar. Je kunt natuurlijk het best zelf een stijl, een smaak ontwikkelen als er al een is waar je ‘m tegen af kunt zetten. Ik ben me er dan ook erg van bewust dat juist door mijn opvoeding vol Rietveld en andere serieuze heren, ik nu kan doen wat ik doe. Ik ben doorgaans meer van ‘more is more’. ‘De kunst van het volproppen’. Veelkleurig, humor, onzin, luxe, overdaad. In m’n werk dan tenminste. Thuis krijg ik er nog wel eens van langs dat het niet zo calvinistisch hoeft allemaal. Vaste truc met een club kinderen bij een Italiaanse ijszaak was altijd: Oké jongens, wie wil er een half bolletje, wie een hele. Krijgen ze allemaal 1 (heel) bolletje en zijn nog blij ook. Twee bolletjes is overdreven, zo heb ik dat geleerd. Ze trappen er niet meer in inmiddels. In m’n werk zou ik kijken of er nog een bolletje bij zou passen.

Het is wel moeilijk geweest en vaak nog om los te komen van dat wat je door iemand wordt verteld die je zo hoog hebt zitten. Vroeger draaiden wij thuis jazz. Op zondag uit de kerk werden er platen gedraaid van Ella en Louis, Joe Pass en vele anderen. Met twee gitaren speelden we de nummers na. Op een gegeven moment kreeg mijn vader een mondharmonica op zijn verjaardag. Niet zo’n simpele maar een synchromatische. Als je dat moeilijke instrument speelt én gitaar, dan ga je van Toots Thielemans houden. En zo geschiedde. Als de naam Toots viel werd dat altijd gevolgd door een verhaal over hoe fantastisch die man kon spelen. Nou zat ik kortgeleden een keer met mijn vrouw teevee te kijken en wie hebben we daar? Toots Thielemans. “Mijn vader vond dit geweldig zei ik, een beetje voor me uit, niet echt tegen iemand, want Karin weet dat al lang...

“En jij?” zei ze.

Alsof ik de man voor het eerst hoorde. Verschrikkelijk eigenlijk, antwoordde ik. Het voelde even als verraad maar dat is natuurlijk onzin. Alleen over geen smaak valt niet te twisten. Nou is Toots Thielemans in dit verhaal niet echt een goed voorbeeld. Als er iemand nog nooit van less is more lijkt te hebben gehoord is hij het wel.

Maar goed.

Hetzelfde gevoel van “hoe kan ik hier nou niet van houden, terwijl mijn vader me leerde dat het goed was” heb ik bij het werk van de meeste grote namen uit de Nederlandse vormgeving en en moderne architectuur. Er zitten altijd van die grote, belangwekkende theorieën en verhalen omheen, misschien is dat het. Er meer belang aan toekennen dan nodig is. Van een vriend kreeg ik laatst het boek ‘de architectuur van het geluk’, alsof je in een goed vormgegeven, mooie omgeving beter functioneert, tot hogere daden komt dan in een ‘gewoon’ gebouw. De geschiedenis leert ons anders.

Het zou beter zijn als de hele profileringsdrang er een beetje afging. Wat dat betreft las ik een goed stuk over de architectuurbiënnale in Venetië waar in stond dat ‘de nieuwe architect’ niet meer zonodig iconen hoeft te bouwen maar creatieve oplossingen wil bedenken voor de maatschappelijke problemen die er zijn. Er is nog hoop. Voor designers ook waarlijk geen slecht plan. Hou op met dat ge-dutchdesign, met die ik-ontwerpen en kijk in plaats daarvan wat er nodig is. Dat hoeft niet altijd de oplossing voor de grote problemen te zijn, dat kan ook iets gezelligs zijn. Humor of gewoon mooi of lelijk. Maar nog weer opnieuw vormgegeven fietsen en koffiezetapparaten en gerestylde huisstijlen hebben we wel genoeg misschien. Wat moet je ermee. In mijn stad Arnhem, Ernhem, hebben we een mooie uitdrukking voor het lot van overbodige zaken:

Zwert verven en in de Rijn flikkeren.

Dat humor een functie heeft, zijn de meeste mensen het wel over eens. Lachen is gezond per slot van rekening. En esthetiek? Ook wel. Van mooie dingen kun je blij worden en blije mensen veroorzaken over het algemeen minder ellende dan boze. Vergelijk in deze de EO-jongerendag met een verloren wedstrijddag van ADO Den Haag. Teveel mooi kan echter weer ellende veroorzaken. Verwend, arrogant en/of een misplaatst gevoel van superioriteit.

En lelijk? Ik denk dat daarvan de functie nogal eens onderschat wordt. Met een lelijke auto ga je rechtstreeks van A naar Beter in plaats van er mee door de PC Hooftstraat te gaan glijden. Van lelijke spullen koop je er niet meer dan nodig en lelijke dieren worden niet doodgeknuppeld om hun vachtje.

Toch hoor je daar nooit een ontwerper over als het om het oplossen van een probleem gaat. Als je milieuonvriendelijke spullen nou bijvoorbeeld lelijk vormgeeft en de goede producten mooi? Het is geen echt groots idee, dat begrijp ik. Maar de ideeën die ik wel hoor ook niet. Windmolenparken op zee, oplaadpunten voor elektrische auto’s. Ik stem op de partij die er voor is hoor, begrijp me niet verkeerd maar het voelt niet als ‘het grote vooruitdenken’. op de een of andere manier. Er was hoop dat de crisis wat dat betreft wat op zou leveren maar dat valt ook tegen. Als een miljard Chinezen allemaal van de Chinese ‘Elle wonen’ het idee krijgen dat ze om de twee jaar hun badkamer moeten restylen of dat Nederlandse ontwerpers ze komen vertellen dat hun fiets veel hipper kan, krijg je met een paar windmolens de gewenste hoeveelheid energie niet bij elkaar lijkt me zo.

Vele jaren geleden was er een documentaire van met Brian Eno op tv. Fantastische man. Hij zei mooie dingen over het omgaan met de toekomst. Zo kwam hij met het verhaal over de Engelse universiteit... Oxford? Cambridge? Waar in de grote hal een balk doorgerot was. Wat te doen? Hoe komen we aan zo’n enorme boom. Toen ze aan de boswachter van het nabij gelegen bos om raad gingen vragen, zei deze dat hij ze wel verwacht had een keer. Dat speciaal voor dit gebeuren 300 jaar geleden een bos met de juiste bomen was geplant. Hij zou er een voor ze kappen en de balk laten bezorgen.

Zoiets.

Dat is vooruitkijken. Visie. Het hoeft allemaal niet de komende 10 jaar wat op te leveren. Op de een of andere manier heerst er nu een sfeer dat de oplossing voor alles wel als een app. op de Iphone zal komen.

In mijn specifieke vakgebiedje. De grafische vormgeving, is het lastig natuurlijk. We hebben een periode gehad dat iedereen op chloorvrij papier ging drukken en dat er in koeienletters onderzette maar verder kunnen wij niet zoveel voor de wereld betekenen, wel?! Natuurlijk wordt er dan Opland geroepen of Grapus of Jan van Toorn of mensen van nu, waar ik niet op kan komen, maar toch.

We kunnen voor de optie mooi gaan ... mooie boeken, mooie affiches, of voor grappig of voor duidelijk om een ander te helpen zijn boodschap zo goed mogelijk over te brengen ... dat is al heel wat, maar de impact van wat we doen is niet zo groot natuurlijk.

En dan worden we ook nog eens tegengewerkt. Door onszelf onder andere. De huisstijlpolitie. Neem nou ‘I Amsterdam’. Moet je een poster ergens voor maken krijg je een handboek hoe groot die rode balk, waar, moet komen te staan, wat er boven mag, wat er onder mag. Dat wil je niet. Die handleiding hebben ontwerpers gemaakt. Ik neem ze dat kwalijk. We moeten samen vooruit, elkaar niet voor de voeten gaan lopen.

Nu ja.

Als fenomeen, creatief, de creative industry, zijn we wel wat. Ik lees overal dat design heel belangrijk voor de economie is, dat een stad gered kan worden met creatieve broedplaatsen. Dat wij ontwerpers bedrijven door de crisis heen moeten slepen en meer. Het is een goede projectontwikkelaarstruc; nieuw te ontwikkelen gebied, daar zet je eerst een tijdje een zooi creatieven neer, voor weinig. Die organiseren hippe feestjes en exposities en weet ik wat niet meer. Wordt de wijk hip. Bouw je er dure appartementen enzovoort enzovoort.

Zou daar onze kracht kunnen liggen? Klusteren? Creatieven aller landen verenigt u. Samen zijn we sterk. Misschien dat we dan echt iets voor elkaar kunnen krijgen.

Jaja, hoor mij nou. Het kan allemaal wel een tandje minder. Bescheidenheid. Doe maar normaal. Less is more.

Sorrie pa, ik mis je rode streepjes.
 

 

Beeld: Gerrit Rietveld: vakantiehuisje, 1951. Openluchtmuseum Arnhem

... reageer