Redactioneel no.3, 2011

Max Bruinsma, 30 juni 2011

Kijken, vh. Lezen

Net als tekst en beeld, groeien inzicht en overzicht naar elkaar toe, vloeien ze in elkaar over.

Lezers, dat waren mensen die urenlang met een boek in een stoel of op de bank voor hun boekenkast konden zitten, zo nu en dan een papieren pagina omsloegen en volkomen vergeten leken te zijn dat er nog een wereld buiten de zinnen bestond die ze lazen. Ron Kaal: “De goed gevulde boekenkast spreekt van kennis en van ernst, zij verleent autoriteit aan het onderwerp.” Maar als je artikelen en boeken scant, door websites en online fora bladert, e-mails opent en beantwoordt, de koppen van de krant snelt, lees je dan nog? Mieke Gerritzen: “Is wat mensen op Facebook en Twitter doen nog wel lezen?” Ik weet nog hoe het voelt om in een boek te zitten. Maar ook mijn lezen lijkt steeds minder op wat men er ooit mee bedoelde.

Wat we vroeger ‘kijken’ noemden, lijkt steeds meer op wat ooit ‘lezen’ heette. Toen waren het verschillende dingen, met een duidelijke hiërarchie. Lezen was ‘inhoud in je opnemen’, kijken was ‘een beeld van iets krijgen.’ Het eerste was een conceptuele activiteit die hoger werd aangeslagen dan het tweede, een meer passieve sensorische bezigheid. Het feit dat je beide met je ogen doet, was van minder belang dan de gedachte dat het één een niet bestaand beeld oproept en het ander een bestaand beeld verwerkt. Alleen voor geschoolde kijkers – kunsthistorici en designcritici zoals ikzelf – lagen beide zaken dicht bijeen. Ons kijken is ook lezen, een beeld is voor ons ook een visuele tekst. Max Kisman: “Meer dan tekstconsument ben ik beeldconsument.” Wat me opvalt is dat sinds de onstuitbare opkomst van de ‘visuele media’ ook niet-professionele kijkers steeds meer lezers zijn geworden. En dat lezen steeds minder exclusief iets met tekst te maken heeft. Francisco van Jole: “schrijven is niet meer noodzakelijk om schriftelijk met iemand te communiceren.”

Wij, de homini visuali, lezen en schrijven niet alleen woorden maar ook beelden. De vorm waarin dingen zich aan ons voordoen is daarmee evenzeer tekst geworden als tekst ook beeld is. Ook lezen is een vorm van ‘een beeld van iets krijgen’ geworden. Een scannen van visuele stimuli, die in ons hoofd tot betekenisvol geheel aaneen worden geregen. Jeroen Barendse (Lust): “Woorden en zinnen in een verhaal kunnen altijd meer betekenissen hebben dan de auteur eraan wilde geven.” Die stimuli kunnen letters zijn of beelden, het verschil tussen beide – ooit fundamenteel – vervaagt. Dat wil niet alleen zeggen dat we ons bewuster zijn geworden van de sensorische kanten van het lezen, het betekent ook dat kijken een meer conceptuele, meer reflectieve activiteit is geworden. En dat termen die vroeger stonden voor oppervlakkigheid, voor het in een oogwenk opnemen van vluchtige visuele indrukken, zoals ‘scannen,’ ‘bladeren,’ ‘browsen,’ ‘bekijken,’ nu tot de meest betekenisvolle concepten van onze cultuur uitgroeien.

Overzicht wordt daarin belangrijker dan inzicht. Je kunt dat betreuren en zeggen dat de diepgang die zo met het oude lezen is verbonden – diep doordringen in een tekst is de wereld achter de werkelijkheid doorgronden – oplost in een uitzicht zonder dimensies. Joost Pollmann: “Het contrast tussen de banaliteit van de gebeurtenissen en de compositie van de pagina’s is groot.” Maar dat komt neer op het weergeven van een nieuw fenomeen in oude concepten. Zoiets als de net uitgevonden automobiel vormgeven als koets zonder paarden. Je ziet eraan wat het apparaat mist, maar niet wat het ervoor in de plaats heeft gekregen. Het nieuwe overzicht is niet, zoals het vroeger begrepen werd, een perspectief op een uitgestrekte vlakte, nee, het nieuwe overzicht dringt diep door in de transparante en grenzeloze ruimte van data die de wereld is geworden. Overzicht is: zien wat die data verbindt of kan verbinden. Wie de huidige hausse aan datavisualisaties beziet die ons helpen de werkelijkheid te bevatten zoals die is gevangen in gegevens – een werkelijkheid die vroeger virtueel heette maar die nu werkelijker aan het worden is dan de werkelijke –, die weet wat ik bedoel: het beeld is een tekst geworden waarvan de wezenlijke betekenis ligt in zijn eigenschap ons in een oogopslag te doen begrijpen wat hij betekent. Zodra we langer lezen, lopen we het gevaar te verdwalen in onsamenhangende details. Overzicht biedt ons richting en een gebruiksperspectief. Joost Overbeek: “Boeken zijn gebruiksvoorwerpen. Ik ben niet zo van rechten, van mij mag ook iedereen alles overtrekken.”

Net als tekst en beeld, groeien inzicht en overzicht naar elkaar toe, vloeien ze in elkaar over. Misschien zelfs keert de aloude hiërarchie om: wordt ‘lezen’ begrepen als de scannende bezigheid die ons overzicht verschaft en ons in staat stelt daaruit betekenis te vergaren, te kiezen (vergaren en kiezen zijn immers twee oeroude betekenissen van ‘lezen’, als in: ‘uitgelezen’), en wordt ‘kijken’ het woord voor wat we inzien als we ergens langer dan een vluchtig moment bij stilstaan. Als je iets wilt doorgronden, moet je kijken. Langdurig en intensief, zoals je vroeger las, met een boek op schoot op de bank. Dat het dierbare oude lezen verdwijnt is daarbij collateral damage, een onbedoeld effect van een veelomvattende ontwikkeling. Job Wouters: “Aan de ene kant wil ik schijt hebben aan die referentie, maar aan de andere kant kun je er ook niet omheen.”


(Deze tekst is in een licht gewijzigde versie opgenomen in het boek I read where I am.)
 

Downloads

... reageer