Jan Bons herdacht

Redactie Items, 14 januari 2013

Vakgenoten over oude meester

Eind november vorig jaar overleed op 94-jarige leeftijd Jan Bons, een van de grafisch ontwerpers die het vak in de vorige eeuw mee vorm gaf. Na een In Memoriam met herinneringen van Paul Hefting en Max Kisman geven we hier een bloemlezing van reacties op zijn overlijden door collega's van de oude meester.

Wim Crouwel:

Met Jan Bons is ons de laatste van de eerste na-oorlogse generatie ontwerpers ontvallen.
Voor de oorlog opgeleid, in de oorlog hun rug recht gehouden, hebben zij na die oorlog ons vak met nieuw elan weer opgestart. En Jan Bons deed dat met een geheel eigen handschrift. Het groeide uit tot een zeer herkenbaar en inspirerend oeuvre. Dat heeft mij geholpen mijn eigen weg te zoeken. Ik denk in grote bewondering aan hem.


Jan Bons: affiche, 1959

 

Melle Hammer:

Wat mij betreft zijn er maar weinig grafisch ontwerpers die het zo nu en dan gelukt mij met een diepe snik te ontroeren. Zij zijn mijn meesters en hun werkstuk is op dat ene moment de nieuwste naam van god.

Willem Sandberg / Henrik Tomaszewsky / Reza Abedini / Grapus / Joost Grootens, om er maar een paar te noemen – echter van elk van hen slechts één enkel werkstuk. Ondanks alle inspanning, het lukt ons maar zelden de hemel te raken. Jan Bons was niet de eerste die die plotselinge golf over mijn gezicht deed waaieren. 1997 ... ik liet een heuse traan bij het zien van een poster die hij voor toneelgroep ‘de Appel’ had gemaakt. Gewoon op straat, het regende zachtjes, ik had haast en had geen idee wat het betekende, laat staan wat het aankondigde. Alleen het woord ‘Antigone’, in zijn blote eentje. Dat flikte hij vaker...
Precies.
Dat bedoel ik.


Jan Bons, affiche, 1997

 

Lies Ros:

Een Amsterdamse ontwerper: vastberaden, principieel, barmhartig, vrij geciteerd naar het Amsterdamse stadswapen. De meeste indruk op mij maakten zijn herdenkingszegels met het citaat van Michail Bakoenin: 'Ik ben pas werkelijk vrij als alle mensen om mij heen ook vrij zijn'. En ook zijn principiële houding toen ze veranderd moesten worden. Hij trok ze terug en iemand anders maakte de zegels. Lang niet zo krachtig, in mijn ogen.


Jan Bons, bevrijdingszegels, 1985

 

Rob Schröder:

Een tijd geleden maakte ik voor de VPRO-tv een kort item over Jan Bons. Hij vond dat eigenlijk maar overdreven, al die aandacht, maar goed, als ik een paar dingen van hem wou laten zien, vooruit dan maar. ‘Twee minuten, niet langer!’

Nu lijkt het haast of Jan Bons een bescheiden man is, maar dat beeld is niet helemaal terecht. Hij behoort, samen met Sandberg, Elffers en Treumann tot die generatie eigenzinnige kunstenaars die in Nederland het vak grafisch ontwerpen hebben uitgevonden en gemaakt. En als ik mijn bronnen uit die tijd mag geloven, was Bons de meest eigenwijze van dat stel.

Dat is het, geloof ik, wat me het meest in hem aansprak: eigenwijsheid, individualiteit, fantasie, experiment, geëngageerdheid. Wat Jan Bons maakte was anders dan het werk van de Constructivisten, waar ik een fan van was. Het Constructivisme was helder, realistisch. Het benadrukte de werkelijkheid en gaf er een eenduidige vorm aan. Typerend voor Bons is de symbiose van geëngageerdheid en fantasie. Bons bedacht nieuwe beelden, hij maakt beelden achter de realiteit.

Wat me altijd is bijgebleven is deze uitspraak van hem: ‘De enige manier om aan middelmatig werk, aan talentloze opdrachtgevers en aan ongeïnspireerdheid te ontstijgen is: maatschappelijk engagement’. Jan Bons was voor mij – en hij is het nóg – een toonbeeld van vrijheid en onafhankelijkheid. Hij is altijd als kunstenaar opgetreden en niet als handlanger van een opdrachtgever. Die vrijheid om een eigen beeld te maken, heeft Bons samen met zijn eerder genoemde collega’s bevochten. Hij ligt aan de basis van de Nederlandse ontwerpcultuur.

Die vrijheid is een van de voornaamste redenen waarom het grafisch ontwerpen hier een kwaliteit heeft waarop men tot ver buiten onze grenzen jaloers is. Die vrijheidsdrang heeft er ook toe geleid dat de Tweede Wereldoorlog zo’n zwaar stempel op het leven en werk van Bons heeft gedrukt. In 1939 maakte Bons een boekje: ‘Waakzaamheid’, tegen het opkomende fascisme en hij is waakzaam en strijdbaar gebleven, tijdens de oorlog en erna. Toen in 1985 zijn ontwerpen voor een serie postzegels ter herdenking van het verzet in de molens van de bureaucratie en de compromiszoekerij vermalen dreigden te worden, hield Bons een indrukwekkende pleitrede voor zijn eigen beeldtaal, voor de vrijheid van de poëzie, voor de helderheid van een beeld dat meer wil zijn dan een verplicht cliché over hoe erg het was en hoe lang geleden... Het hielp niet en Bons deed wat hij vond dat hij moest doen: hij gaf de opdracht – die hem op het lijf geschreven was – terug. Dat staat allemaal te lezen in een prachtig boekje dat William Rothuizen schreef naar aanleiding van die affaire. Of je die postzegels nu mooi vindt of niet, om één ding kun je niet heen: er is geen speld tussen Bons’ motivering te krijgen. Ik heb groot respect voor de rustige stelligheid waarmee hij zijn persoonlijk inzicht, zijn ervaringen en zijn kunstenaarschap verdedigde.

(Uit: tekst uitgesproken door Rob Schröder bij de uitreiking van de Oeuvreprijs van het Fonds BKVB, 1992)


Jan Bons, bevrijdingszegels, 1995 (Tien jaar na de geweigerde zegels kreeg Bons de opdracht opnieuw. Hij borduurde voort op de vrolijke stijl van zijn derde zegel uit 1985, maar meed ditmaal al te opvallende politieke beeldverwijzingen.)

 

Piet Gerards:

Zijn spontaniteit en directheid heb ik altijd bewonderd aan Jan Bons. Om zo je handschrift in te durven zetten. Ik hoop dat het IDFA Bons' prachtige beeldmerk nog lang behoudt.


Jan Bons, affiche, 1997

 

Piet Scheuders:

Het is me helaas niet gelukt om Jan Bons ooit in het echt te ontmoeten. In 2010 lukte het bijna. Ik belde hem op met een opdracht: een omslagontwerp voor de VPRO Gids in het kader van het Holland Festival. Hij stemde toe, hij zou een ontwerp maken en dat zou ik dan bij hem ophalen, scannen en verder bewerken. Maar een paar dagen later belde hij af; hij was in huis over een drempeltje gestruikeld en had tijd nodig om daarvan te herstellen.

In 2011 nam ik opnieuw contact met Jan op. In een archiefje had ik documenten ontdekt waaruit bleek dat hij in 1966 een nieuw logo voor de VPRO had ontworpen. Die informatie was in de loop der jaren een beetje ondergesneeuwd, waardoor in de historische verhandelingen over de VPRO de naam Jan Bons onvindbaar was. Daar wilde ik verandering in brengen en zocht dus naar ontwerptekeningen, correspondentie en ander materiaal. Volgens zijn zoon Jeroen was dat niet zo een twee drie te vinden, maar hij wist toch enkele voorstudies van het logo op te diepen, net op tijd om ze te kunnen reproduceren in het boek /VPRO Gids Covers/ (2011). Ook nu trof ik Jan niet in levenden lijve; het contact verliep via mail.

Bons ontwierp welbewust een VPRO-merk met contourletters, die doorschijnend waren wanneer ze over een foto of televisiebeeld heen stonden. ‘Het zorgde ook voor een zekere bescheidenheid omdat het minder nadrukkelijk was,’ zei hij.

In die onnadrukkelijkheid en bescheidenheid leverde Jan Bons in feite een zelfportret af. De prachtigste ontwerpen en affiches die hij in zijn leven naliet, maakte hij vooral voor mensen die hij kende en vertrouwde. Onbekenden maakten hem verlegen. In 2007 zei zoon Jeroen over hem: 'Waardering van vakgenoten, van mensen die begrijpen wat hij doet, van mensen die hij echt kent, van vrienden en van dierbaren, stelde hij zeer op prijs. Ook dat maakt hem soms verlegen, maar daarvan kan hij de persoonlijke herkomst herleiden. Het hangt samen met zijn gevoel voor trouw zijn aan dat en diegene waar je van houdt, zodat de waardering ook wederzijds kan zijn.'

Ik bleef een onbekende voor hem, maar mijn waardering voor hem was groot.


Jan Bons, schets VPRO logo, 1966

 

Paul Mijksenaar:

Jan's overlijden kwam natuurlijk niet onverwacht maar evengoed. Vreemd is dat ik eigenlijk weinig over Jan kan zeggen. Ik ken zijn werk eigenlijk maar een beetje. Wat het meest indruk op me maakte, waren zijn vrolijke tweejaarlijkse kermisaffiches voor de Gemeente Amsterdam die vooral opvielen toen ze vervangen werden door onpersoonlijke draken van een onbekend reclameboertje. En dan zijn muurschildering van het Nederlands paviljoen in Mexico waar een prachtig kwadraatblad aan gewijd is. Ik herinner me daar vooral het grote uitklapvel van waarop de gehele muur te zien was.


Jan Bons, muurschildering Mexico, 1956 (uit: Lex Reitsma, Jan Bons– ontwerpen in vrijheid, 2008)

 

Joost Elffers:

Jan Bons was een kollega van mijn vader, de ontwerper Dick Elffers. Zij stonden voor dezelfde dingen: alleen werken, ambachtelijk alles zelf met de hand maken, de kultuur en het humanitaire dienen, gevormd door de oorlog waar zij beiden in het ontwerpersverzet meester vervalsers waren. Zij beleefden het ontwerpvak als kunstenaars, ook toen de tijd om
iets anders begon te vragen.

Zij kwamen als dezelfde generatie in 1945 uit de oorlog, maar het leeftijdsverschil van 8 jaren maakte een vreselijk verschil in freelance slagvaardigheid. Waar mijn vader de gehele dertiger jaren 10 jaar praktijkervaring had opgedaan en 7 jaar voor Piet Zwart had gewerkt en letterlijk haast alles voor Piet had gemaakt, ging Jan Bons van student aan de Nieuwe Kunstschool zonder enige ruimte 5 jaar het verzet in.

Na de oorlog zoog Dick Elffers al het werk wat er was, en dat was niet zoveel, voor de voeten van Jan weg, en dat werd hem zeer kwalijk genomen. Verzetsgroepen zijn kollektieve organisaties die je niet goed voorbereiden op de vrije markt, en zeker niet op het fragiele evenwicht tussen kollega en konkurent. Toch is het allemaal in orde gekomen met Jan, er kwam uiteindelijk ook genoeg werk voor hem.

Als ik nu kijk naar die twee ontwerpers, Dick Elffers en Jan Bons, dan moet ik hier toch kwijt dat, hoewel mijn vader in zijn topelement met boeken en affiches maken een grotere komplexiteit aankon, en binnen zijn generatie een belangrijke en vreselijk bekwame ontwerper is, Jan Bons vaak beter is. Dick Elffers was onverslaanbaar op de 100 meter, maar Jan Bons pakte op een weergaloze wijze de 10000 meter, niet alleen door een lang leven, maar omdat hij, en daar schoot Dick Elffers tekort, altijd de grenzen van zijn eigen kunnen in de gaten hield, zeker op latere leeftijd. Hij verslikte zich zelfs niet in Willem Sandberg, hoewel hij die als leidraad dichtbij wist te houden.

Jan heeft grote visuele intelligentie, zijn varianten op de in zwart gescheurde papieren filmkamera voor het IDFA filmfestival, als je die naast elkaar zet en bedenkt dat iemand van 90 dat nog glaszuiver heeft zitten maken, de schoonheid van die silhouetten is om te janken zo mooi.

Jan was bijzonder.

--

Er waren 3 kunstscholen in de dertiger jaren die de meeste meester vervalsers in de tweede wereldoorlog hadden opgeleid. De ontwerpafdeling van de Rotterdamse akademie onder leiding van Piet Zwart, de Haagse Koninklijke Akademie met Paul Schuitema en Gerrit Killjan als leraren, en de Nieuwe Kunstschool in Amsterdam die in 1933 direkt uit de gedwongen sluiting van het Bauhaus in Dessau was voortgekomen. Het ontwerpersverzet kwam direkt uit deze drie scholen.
Jan Bons was een leerling op de Nieuwe Kunstschool. Het verschil tussen studenten en leraren was opvallend klein, allemaal zaten ze middenin hetzelfde experiment van de nieuwe tijd.

Het zogenaamde kunstenaarsverzet in Amsterdam was in feite het ontwerpersverzet. Zelfs de fotografen van de ondergedoken kamera waren vaak typofotografen, opgeleid als ontwerper en doorgegaan met fotografie. Mijn moeder Emmy Andriessse was er zo een. De zwager van Jan Bons, de fotograaf Karel Blazer was ook zo een modernist, die had zelfs in de Spaanse burgeroorlog gevochten, samen met Arie Jansma.

Karel Blazer gaf fototechniek op de Nieuwe Kunstschool, Arie Jansma was daar ook een avondstudent. Ze waren allemaal anti fascisten, de meesten ook kommunist. Jan Bons is volgens mij nooit kommunist geweest. Hij was een sociaal demokraat met een persoonlijk sterk ontwikkelde anti autoritaire houding. Kommunisten zitten daarmee vaak in de knoei.

Jan Bons was ook niet frankofiel, zoals de meeste kunstenaars, maar anglofiel. Hij zag eruit als verarmde engelse landadel, minzaam, bedachtzaam, belezen.

--

Er waren twee soorten vervalsers. De eerste maakte valse persoonsbewijzen en andere zaken, die zaten op de Keizersgracht en Jan Bons deed daar ook aan mee. De tweede soort van vervalsingen waren de ariseringsverklaringen, papieren die door de Duitsers werden verstrekt als bewijs dat je geen jood was, hoewel alles erop wees dat je er wel een was. Deze vervalsingen zaten in het voorwerk, waarna je met dat verzonnen rapport echte Duitse papieren kreeg.

Dick Elffers, Meik de Swaan en Emmy Andriesse werkten voor deze vervalsingscentrale die werd geleid door Jan van Hulst en het geniale genie Arie de Froe.

Maar met Jan Bons was veel meer aan de hand dan vervalsen, hij had een levensgevaarlijk probleem bij hem en zijn vrouw Noor Dekker in huis, en dat was de ex van Noor, de ontwerper Jaap Penraat. Die kon nergens heen en bleef de hele oorlog bij hen wonen. Jaap was een charmante en vindingrijke, levensgevaarlijke, amorele fantast die geen gevaar vermeed, maar dat juist opzocht en uitdaagde.

Er zijn verschillende soorten verzetsmensen, de ene loopt van het brandje weg, de andere loopt naar het brandje toe. Jaap Penraat heeft met zijn akties 420 joden het leven gered, een waanzinnig aantal. Zijn direkte medewerkers waren Jan en Noor Bons, hoewel de bedachtzame Jan iedere minuut moet hebben gevoeld hoe onvoorstelbaar gevaarlijk Jaap Penraat was in zijn manier van handelen en ook morele inschatting.

Het zogenaamde kunstenaarsverzet was dus in feite het ontwerpersverzet. Het vervalsen was het meest effektieve strijdmiddel tegen de bezetter, veel waardevoller dan gewapend verzet ooit is geweest.

Het verzetspensioen van de stichting 40 45 heeft deze mensen letterlijk gered, ze hadden dat ook verdiend.

Ik zei het een keer tegen Cas Oorthuys: misschien, Cas, zijn jouw foto's uit de tweede wereldoorlog wel je belangrijkste werk. Wat een treurig idee, zei hij, en liep weg.

Jan Bons maakte zijn vele en geweldige werk na de oorlog, maar voor de fotografen bleef hun oorlogswerk een merkwaardig hoogtepunt.

--

Er is geen Jan Bons zonder Noor Dekker, de vrouw van Jan en het zusje van de bloedmooie Mea Blazer, de vrouw van Karel Blazer. Zij was de dochter van Maurits Dekker, de schrijver en poezengek. Poezen bleven een grote rol spelen in huize Bons.

Noor was een uitgesproken tegendraadse lastpak, met smaak, gevoel voor verhoudingen en proporties. Ik hield vreselijk van haar, vooral van haar koken, want mijn liefde ging grotendeels door mijn maag. Zij was de eerste die ik kende die traditionele recepten verbeterde. Ik zal haar perenkugel nooit vergeten. Joods eten is veel te vet, en over het algemeen niet te vreten, maar de perenkugel van Noor Bons was ontdaan van schmaltz, dat is gesmolten kippevet, en de gigantische hoeveelheid suiker werd teruggebracht tot een minimum. Het was zo vreselijk lekker.

Noor had stijl, Noor was gastvrij. Noor was overweldigend, maar ik kon weer naar huis en ze was mijn moeder niet. Jan Bons kon veilig en rustig blijven doorwerken, Noor bewaakte het evenwicht.

Jan en Noor waren twee opmerkelijke mensen. De freelancer binnen die generatie had een vrouw nodig als support. Als de ander ook kunstenaar was ging dat evenwicht stuk. Noor had mode gestudeerd, denk ik, maar ruimte voor een eigen carrière was er niet echt. Noor was Jan zijn muze en eerste ronde van kritiek. Naar Noor werd geluisterd.


Jan Bons wijst op een tekening uit zijn schetsboek met Noor als model (foto: Max Kisman)

 

 

... reageer