redactioneel no.4, 2011

Max Bruinsma, 13 juli 2011

Nuttig spelen

De pragmatiek die aan het vrije spel wordt opgelegd zie je terug in paradoxale termen als 'creatieve industrie'. Een ogenschijnlijk onverenigbare combinatie van vrije associatie en doelgerichte productie. Die paradox zit in de genen van het design.

"Mijn spelen is mijn leren," sprak Hiëronymus van Alphen – de Schoolmeester – ooit in een gedicht, vermomd als braaf schoolmeisje. Weer zo'n typisch Calvinistische inperking van iets dat anders ledigheid wordt. Des duivels oorkussen. Een even Hollandse wedervraag is dan: bestaat er eigenlijk een spel dat niet leerzaam, niet nuttig is? Ed van Hinte: "Vertoon van speelse handigheid die het gebruik op een zijspoor zet." Het spel om het spel? Het blijkt een kwestie van invalshoek te zijn; je kunt knikkeren zien als een verrukkelijk zinloze bezigheid met leuk gekleurde en prachtig stuiterende bolletjes – of als een puike manier om je kinderen hun motorische capaciteiten en hun sociale vaardigheden te laten ontwikkelen. Met andere woorden, kijk je er als belangeloze toeschouwer naar of als een soort etholoog? De laatste verklaart het gedrag van dieren altijd vanuit een nut: het lijkt alsof deze vogel gewoon voor de lol kwinkeleert, maar eigenlijk probeert hij zichzelf obsessief naar een hogere trede op de evolutionaire ladder te fluiten.

Je ziet het ook in het design – het oordeel "dient nergens toe" is dodelijk voor de waardering van een product. 'Useless' staat gelijk aan 'waste,' aan verspilling. Toen ik laatst socioloog en stedenbouwkundige Richard Sennett naar zijn associaties bij dat woord vroeg, zei hij: "Ik ben veel teveel een purist om de esthetiek van het nutteloze te kunnen waarderen. Alle ruis heeft waarde." Daar bedoelt hij mee dat ogenschijnlijk nutteloze zaken of storende afwijkingen van de norm ons ertoe aanzetten het beter te doen. Een 'zonder wrijving geen glans' argument. Richard Sennett: "Als we weerstand ontmoeten, letten we veel beter op." De enige creatieve bezigheid die bij ons cultureel betekenisvol blijft, ook al lijkt hij geen direct nut te dienen, is de 'vrije kunst,' al staat die bevoorrechte positie tegenwoordig sterk onder druk. Ed Fella: "Door met niets te beginnen kan ik dus met iets eindigen. En dat kan vaak zonder nut blijven, zodat ik het kan gebruiken als ‘kunst’." Het nut van creativiteit moet steeds meer gedefinieerd, gespecificeerd en gewaarborgd worden. De Schoolmeester rules.

De pragmatiek die aan het vrije spel wordt opgelegd zie je terug in paradoxale termen als 'creatieve industrie'. Robbert van Strien: "Je zou het ‘pragmatische fantasievolheid’ kunnen noemen." Een ogenschijnlijk onverenigbare combinatie van vrije associatie en doelgerichte productie. Die paradox zit in de genen van het design. Enerzijds moet er rationele orde geschapen worden in een baaierd van mogelijke oplossingen en vormen, anderzijds moet een ontwerp ook iets hebben dat aan een al te directe vertaling van probleem naar product ontsnapt. Harmen Liemburg: "Verzamelen. Ordenen. Alles door elkaar gooien. Vergaren. Dateren. Archiveren." Schetsen helpt daarbij, het speels dollen met vormen, voordat ze een functie krijgen. Erik Kriek: "Als je je vormen beheerst, kun je ook letters doen." Het punt blijft die vage maar zo belangrijk geachte grens tussen ijdel vermaak en nuttige oefening. Tussen een originele inval die zo eigen, zo geestrijk is dat elke vraag naar nut of toepasbaarheid op een belediging neerkomt, en de rip-off ervan die zo'n geniale vondst banaliseert tot massaal te produceren consumptieproduct. Ron Kaal: "We bewonderen het unieke, schreef Hillel Schwartz, en vervolgens reproduceren we het: nauwgezet, dom, onbetrouwbaar, toevallig."

In het computertijdperk is die vraag opnieuw geactualiseerd. Machines – een computer is en blijft een machine – zouden onze denkkracht beperken, zoals filosoof Hans Schnitzler in De Volkskrant van 21 juli opmerkte. Door ons geheugen uit te besteden aan applicaties als Google, wordt ons vermogen om kritisch na te denken ondermijnd. Vrijwel dezelfde woorden sprak volgens de overlevering Socrates toen zijn leerling Plato zijn uitspraken begon op te tekenen – het geheugen werd uitbesteed aan het papier en dat zou de mens van zijn denkkracht beroven. Dat argument is dus is inmiddels een ruim twee millennia geleden gepasseerd station. Het misverstand is dat het er niet om gaat of je machines gebruikt, maar hoe. Richard Sennett: "Het probleem begint als machines dingen doen die onze werkkracht beperken, en dat gebeurt als ze onze vervangers worden in plaats van ons gereedschap." Ons geheugen is niet onze sterkste kant, zoals ook Vannevar Busch al opmerkte toen hij in 1946 de eerste schets van een computer maakte, dus als we dat kunnen uitbesteden komen we juist beter tot ons recht: ons ontzagwekkende vermogen om verbanden te leggen en te associëren is namelijk extreem moeilijk te mechaniseren. Wim Crouwel: "De precisie van het menselijk oog gepaard aan gevoel zal nooit door een machine kunnen worden vervangen. Met die machine echter moeten we rekening houden willen we niet achter raken." Je ziet het aan het werk van iemand als Wim Crouwel: op het oog bijna machinaal systematisch gestructureerd, maar bij nadere beschouwing onnavolgbaar speels ingevuld. Het soort spel dat alleen nuttig kan worden als het zich niet te rigoureus aan de regels houdt. Een spelen dat ten diepste maar één doel kent: plezier. Hugues Boekraad: "... de charme van een onopvallende maar beslissende ingreep."
 

... reageer