Drie voor de prijs van één
NAi, Premsela en Virtueel Platform moeten fuseren
Het kabinet heeft de creatieve industrie ontdekt. Zolang ze de lovebaby van de Ministeries van OCenW en EL&I is moeten architectuur, vormgeving en nieuwe media ervan profiteren.
Het nieuws dat de Staatssecretaris van Cultuur zowel een sectorinstituut voor de creatieve industrie als een fonds voor de creatieve industrie wil oprichten is enigszins ondergesneeuwd in de lawine van berichten over de protesten tegen de snoeiplannen in de cultuurbegroting. De commotie is terecht, want gevolgen van zijn voorstellen zijn voor sommige instellingen zo ingrijpend dat hun voortbestaan in gevaar is gekomen. Gerenommeerde postacademische opleidingen in de architectuur- en vormgevingssector zoals de Jan van Eyck Akademie en het Berlage Instituut verliezen hun subsidie, omdat de staatssecretaris vindt dat de cultuursector het postacademisch onderwijs zelf moet organiseren en bekostigen.
Ook Droog Design, Young Designers and Industry, De Waag en Mediamatic verliezen hun structurele financiële ondersteuning. Zij zullen vanaf 2013 voor ieder project subsidie moeten aanvragen. Daarvoor kunnen ze terecht bij het nieuwe Fonds voor de Creatieve Industrie. Dit fonds zal door de Ministeries van OCenW en EL&I worden ondersteund. Het laatste ministerie rekent de creatieve industrie tot een van de tien topsectoren, waarin extra zal worden geïnvesteerd. Het exacte jaarlijkse budget van het nieuwe fonds is nog niet bekend, wel staat vast dat het Stimuleringsfonds voor Architectuur hierin zal opgaan. Ook de gelden die het Fonds BKVB en de Mondriaan Stichting kregen voor architectuur en vormgeving, vallen vanaf 2013 toe aan Fonds voor de Creatieve Industrie. Het nieuwe Mondriaan Fonds, dat dit jaar is ontstaan na de fusie van het Fonds BKVB en de Mondriaan Stichting, zal alleen bestemd zijn voor beeldende kunst. Deze sector wordt door de twee ministeries niet tot de creatieve industrie gerekend, wat instituten als TNO en het CBS wel doen.
Hybride organisatie
De huidige sectorinstituten voor architectuur, vormgeving en nieuwe media, het Nederlands Architectuurinstituut (NAi), Premsela en het Virtueel Platform, zullen in de plannen van de staatssecretaris in 2013 moeten samengaan in een sectorinstituut voor de creatieve industrie [1]. Het budget van het nieuwe instituut (ruim negen miljoen euro per jaar) is ongeveer tien procent minder dan drie instellingen nu hebben. Ole Bouman, directeur van het NAi, heeft enige scepsis ten aanzien van het begrip creatieve industrie. "De creatieve industrie is een containerbegrip. Voor de architectuur heeft dat als voordeel dat haar economische belang wordt erkend, maar het nadeel is dat haar culturele waarde kan worden miskend." Het is inderdaad opvallend dat de staatssecretaris in zijn nota het alleen heeft over het economisch belang van de creatieve industrie en de culturele waarde onvermeld laat.
Hoe het gefuseerde instituut eruit zal zien en waar het zal komen, staat nog niet vast. In de nota staat alleen dat de identiteit van de te fuseren sectorinstituten gewaarborgd zal zijn [2]. Bouman NAi hecht grote waarde aan deze opmerking, want het NAi is meer dan een sectorinstituut. "Het NAi is met zijn museum, collectie, archief en educatieve programma het internationale boegbeeld van de Nederlandse architectuur en daarnaast is het NAi ook sectorinstituut. Het NAi is een hybride organisatie, daarom is het zorgelijk dat de staatssecretaris het museale en publieke karakter van het NAi niet vermeldt in zijn nota. Er is in de wereld geen enkele instelling die zo'n groot archief combineert met een museum en een platformfunctie als het NAi. Dit zou de overheid moeten koesteren." Volgens Bouman scheert de overheid alle sectorinstituten over dezelfde kam, en gaat ze voorbij aan het unieke karakter van zijn instituut. Hij stelt dat het NAi al veel samenwerkt met gelijkgestemde instellingen; er kan dus iets moois ontstaan. "Het geheel kan meer zijn dan de som der delen. Het stuk van de staatssecretaris biedt de mogelijkheid dat de optimale variant er zal komen, waarbij we de kansen die de samenwerking biedt, grijpen en we behouden wat we in 25 jaar hebben opgebouwd."
Afkalving
Ook Els van der Plas, de vorig jaar aangestelde directeur van Premsela, ziet mogelijkheden in een samenwerking van de drie sectorinstituten, waarin haar sector, design en mode, een eigenstandige positie heeft. "We zijn al in gesprek met het Virtueel Platform en doen veel met het NAi." De bereidheid om samen te werken blijkt ook uit het twee jaar geleden opgerichte DutchDFA, waarin het NAi en Premsela participeren. Maar een fusie is een andere zaak. "We zullen moeten helder krijgen wat de staatssecretaris wil als hij schrijft dat er één sectorinstituut moet komen waarin de identiteiten van de te fuseren instituten herkenbaar moet blijven."
Het overleg over de fusie moet nog starten, maar voor Van der Plas is duidelijk dat Premsela ook na de fusie in Amsterdam moet blijven. Haar onmiddellijke zorg is de afkalving van de culturele basisinfrastructuur nu de subsidies voor Droog Design, Young Designers and Industry, Mediamatic, De Waag en de Jan van Eyck Akademie stoppen in 2013. "Het is niet goed dat deze instellingen voor ieder project naar het Fonds voor de Creatieve Industrie moeten voor subsidie. Premsela zal zich in ieder geval blijven inzetten om de positie van design te versterken."
Het in Amsterdam gevestigde Virtueel Platform is het kleinste van de drie te fuseren sectorinstituten. Directeur Floor van Spaendonck lijkt van de drie directeuren het meest positief over de fusie, maar ze plaatst een kanttekening. "Bekeken in het licht van alle desastreuze maatregelen van de staatssecretaris worden de taken van Virtueel Platform gespaard. Samen kunnen de drie instellingen een nieuwe meerwaarde creëren. E-culture is een jong vakgebied, dat in opkomst is. Wij zijn in deze sector de makelaar tussen de mediacultuur en de andere cultuursectoren. Dit schept nieuwe mogelijkheden voor de industrie." Veel architecten en ontwerpers zijn bezig met digitale media, constateert Van Spaendonck, wat ook tot uiting komt in de programma's van de sectorinstituten. "Met het NAi delen we het aandachtsgebied van mobiliteit, verstedelijking en data, en met Premsela dat van open design. We moeten nu gezamenlijk gaan onderzoeken hoe we de inhoudelijke samenwerking kunnen versterken en wat we verliezen als we samengaan."
Wil je reageren op dit artikel? Stuur een mailtje naar de redactie.