Redactioneel no.3, 2009

Max Bruinsma, 30 mei 2009

Tijd om na te denken

Plagiaat moet bestreden worden. Maar die begrijpelijke en noodzakelijke strijd dient niet te verharden tot een cultuur waarin alle creativiteit, eenmaal geuit, op slot zit.

Rolf Fehlbaum: “De crisis geeft ons meer tijd om na te denken. We moeten minder, duurzamer en meer zinvolle producten maken, en het meest duurzame product is het product dat een of meerdere generaties meegaat.” De crisis, hoor je alom, geeft ontwerpers tijd om na te denken over waar hun vak alweer goed voor was. Het feest is voorbij, en de designer als versierder van de luxe blijft achter als een wat trieste schertsfiguur die ons herinnert aan de puberale grootheidswanen van een tijd waarin the sky the limit leek. Intussen moet er een wereldwijde industrie gered worden, en wordt er naarstig gezocht naar producten die duurzaam en goedkoop zijn, en massaal verkocht kunnen worden. Een eeuwenoude reflex in zulke omstandigheden is afkijken, doorgaan op bewezen succesverhalen in de hoop dat het succes zich herhaalt. Marc Vlemmings over plagiaat: “De goedkope, nagemaakte producten zou je kunnen beschouwen als gedemocratiseerde luxe-artikelen.” Daar kan een aspect van democratisering aan kleven, van een vertaling naar de massa van kwaliteit die eerder alleen voor de elite beschikbaar was, of van ‘edele wedijver’ om de dingen beter te maken. Joost Veerkamp: “De hemel is het grootste kunstwerk dat ooit is verzonnen. Het idee van de hemel is door de Kerk geconfisqueerd, maar nooit goed uitgewerkt.” Maar ook van creatieve luiheid en armoede. De andere reflex, namelijk dat merken als olifanten rond hun intellectueel eigendom gaan staan en eenieder vertrappen die ook maar in de buurt komt, is het spiegelbeeld van de kopieerreflex. Professor A.A. Quaedvlieg: “Dit is een probleem aan het worden en naar mijn idee een ontsporing van de intellectuele eigendom. Het is intimidatie van de kleine door de grote.” Een potentieel verstikkend web van intimidatie wordt rond cultureel belangrijke merken en producten gesponnen, dat elke inspiratie, innovatie of cultureel commentaar door anderen in de kiem wil smoren. Die beschermende reflex van de markt, al is hij nog zo begrijpelijk in sommige gevallen, staat continuïteit in de weg, een gestaag voortborduren op ontwerptypologieën die over lange tijd zijn opgebouwd. Christina Morozzi: “Zij bouwen de typologieën die wij van onze grootouders erfden verder uit. Waarom zou je die weggooien?” Emulatie – in de klassieke betekenis van wedijver met algemeen geaccepteerde hoogtepunten en meesters van het vak – is een eeuwenoude motor van de kunsten. Bas van Beek: “Wist je trouwens dat het Calvé-flesje een rip-off is van een vaas van Jan van der Vaart uit 1958?” Kunstenaars en ontwerpers die de modellen van hun grote voorbeelden overnemen om ze te radicaliseren, nog een stap verder te brengen, een ongeziene en onverwachte interpretatie te geven, zijn het zout van de cultuur. Het bijt een beetje, soms, maar het geeft wel smaak. Peik Suyling: “Het zijn de ontwerpers die iets willen verschuiven in hun beroepsinzicht, die relevantie voor hun vakgebied zoeken en nadenken over wat ze daarmee kunnen bijdragen aan de wereld.”

 

Misschien is het een tijdsbeeld, die soms haast hysterische drang om producten van creativiteit te beschermen tegen een boze buitenwereld van piraten. Misschien is het, door de voortschrijdende techniek, ook veel makkelijker geworden om te kopiëren en te plagiëren. Maar ‘Veronese groen’ heet niet zo omdat de Renaissanceschilder Paolo Vernonese er het alleenrecht op wilde houden. Dat is wel wat T-mobile bedoelde toen ze in 2007, vergeefs, de kleur magenta wilden deponeren als merkeigen. Ron Kaal: “Vormgeving spreekt altijd van haar tijd. Maar het beeld van die tijd is permanent aan verandering onderhevig.” Het antwoord van Lava ontwerpers, freemagenta.nl, was een even hilarische als diep verontwaardigde tegenactie.

Cultuuriconen zullen altijd worden nagemaakt, wat soms leidt tot de de facto overleving van het origineel, in plaats van zijn teloorgang. Frans de Wit: “Als er in oorlogsfilms Duitsers op volkseigen motoren lijken te rijden kun je er vergif op innemen dat dat Sovjetmachines zijn.” Plagiaat, het ongegeneerd en ongeoorloofd namaken van het werk van een ander, moet natuurlijk altijd bestreden worden. Maar die begrijpelijke en noodzakelijke strijd dient niet te verharden tot een cultuur waarin alle creativiteit, eenmaal geuit, op slot zit. Zo’n cultuur verschuift de kern van creativiteit naar een juridische arena; een product is alleen betekenisvol als het afdoend beschermd kan worden. Dat mag een belangrijk aspect zijn, maar het is niet waar ontwerpen over gaat. De interessante complexiteit van het ontwerpen is nu juist dat het in ogenschijnlijk tegengestelde werelden opereert – die van bedrijvigheid en productie, van markten en consumenten, waarbinnen bescherming van eigendom levensnoodzakelijk is, en die van de cultuur als geheel waar ontwerpen fungeren als tekens van hun tijd, wier succes is af te meten aan de mate waarin ze worden gekopieerd en algemeen (her)gebruikt. Het ontwerpen is niet gebaat bij een eenzijdige focus op een van die gebieden – teveel juridisering kan leiden tot stagnatie, het negeren van de noden van de markt tot vrijblijvendheid. Duurzaamheid en zinvolheid zijn, zoals Vitra’s Rolf Fehlbaum het zei, kernwaarden van het ontwerpen, die in tijden van crisis opnieuw gewaardeerd moeten worden, ook binnen die ingewikkelde balans tussen beschermd bedrijfseigendom en creatieve vrijgevigheid. Aldo Bakker: “Zo ontstaat er een complexiteit die zich goed verhoudt tot de mens.”
 

... reageer