Redactioneel no.4, 2010

Max Bruinsma, 15 augustus 2010

Cultureel Darwinisme?

Ontwerpers treden vaak als katalysator, maar ze willen graag wel zelf bepalen in welke processen ze dat doen.

Een paar jaar geleden schreef The New York Times-columnist Bob Morris dat ook als je het over ‘groen’ hebt de dingen zelden zwart-wit zijn. Hij voegde eraan toe dat de discussie over klimaatverandering intussen “genoeg gebakken lucht heeft opgeleverd om Antarctica te laten smelten.” Ik aarzel om het mijne daaraan toe te voegen, maar een grijstintje meer zal toch geen kwaad kunnen. De soms verhitte discussies over oorzaken van en oplossingen voor de klimaatcrisis leiden in ieder geval tot een verhoogd bewustzijn van onze verantwoordelijkheid voor ons eigen aandeel in het complexe systeem dat het leven op aarde in stand houdt. Roosje Klap: “Opdrachtgevers onderschatten wel eens hun eigen rol in het eindresultaat.”

We zijn opdrachtgevers van een onafzienbare reeks ingrepen in het reilen en zeilen van de ecosystemen waarvan we afhankelijk zijn, en daardoor bepalen we mee hoe die systemen functioneren. De mechanismen van de natuur zijn ook altijd een inspiratiebron geweest voor ons eigen handelen, of zelfs voor hoe we onszelf zien. Confucius: “In de natuur zijn alle mensen gelijk, het zijn hun gewoonten die de verschillen maken.” Goethe zei het al: de mens is een chemisch proces als elk ander. Scheikundig gesproken had hij misschien gelijk, maar wat het chemisch proces dat we zijn compliceert is dat we onze Wahlverwandtschaften zelf kunnen kiezen. Of ervoor kunnen kiezen neutraal te blijven. Joost Grootens: “Hij heeft de keuze gemaakt niet te willen kiezen.”

Voor ontwerpers wordt dat laatste steeds minder een optie, ze staan immers vaak aan de basis van processen en producten die een grote impact op zowel de cultuur als op het milieu hebben. Tegelijkertijd hebben ontwerpers er een hekel aan in een hokje geduwd te worden. Arjan Hilgersom: “Ik had snel door dat ik me niet wilde profileren als duurzaam ontwerper, omdat het afbreukrisico dan te groot is.” Ze mogen dan vaak als katalysator optreden, maar ze willen graag wel zelf bepalen in welke processen ze dat doen. Of ze strak-functioneel de CO2 belasting van hun producten omlaag brengen of metaforisch-associatief wijzen op de ongerijmdheden van onze omgang met de natuur. Joep van Lieshout: “Niks form-follows-function, maar lekker frotten.”

In beide gevallen is de taak van de kritiek niet zozeer om met opgeheven vinger ontwerpers één kant op te sturen, maar om te analyseren of de ontwerper in het door hem gekozen proces zijn rol naar behoren vervult. Dingeman Kuilman: “Het gaat hierbij niet over of een organisatie de goede dingen doet, maar of ze de dingen goed doet.” In het culturele laboratorium dat het ontwerpen, net als de kunst, ook is, mag gemorst worden en zo nu en dan ontploft er iets, maar dat kan zinvol zijn als er vervolgens geanalyseerd wordt waarom iets zo werkt of niet werkt. Bas van Lier: “De intentie was zonder twijfel goed, maar het besef dat duurzame oplossingen eigenlijk nooit geïsoleerd bekeken kunnen worden ontbrak hier even.” Het nut van die diversiteit van zinnige en onzinnige experimenten wordt voorgedaan door de natuur zelf: heel het evolutionair proces is een kwestie van trial and error. Oded Ezer: “Misschien is het onzin, misschien ben ik een profeet. Ik weet het niet, en het maakt me niet uit.” Of een experiment nuttig uitpakt of zinloos blijkt, is in het ontwerpen en de kunst een kwestie van culturele discussie en maatschappelijk debat.

À propos, ook al lijken de sferen van kunst en design steeds meer in elkaar over te lopen, toch blijft het nuttig om onderscheid tussen beide te maken, al was het maar omdat dat twee nogal verschillende sets van criteria oplevert waarmee je intussen beide kunt analyseren en beoordelen. Donald Judd: “Als een stoel of een gebouw niet functioneel is, als het alleen maar kunst lijkt te zijn, is het lachwekkend.” Je kunt het over de culturele metaforiek van een lettertype hebben en over de leesbaarheid ervan. Je kunt het over de maatschappelijke toepasbaarheid van een kunstwerk hebben en over de symbolische waarde ervan. In beide gevallen gaat het uiteindelijk over de waarde die wordt gecreëerd, of die nu cultureel, sociaal of economisch is gedacht. De discussies rond die waardeschepping gaan steeds meer meespelen in de processen van design en kunst zelf. Robert van Strien: “Door gebruik te maken van de feedback culture van het web ontstaat een groeiende dialoog waaraan iedereen kan bijdragen.”  Alleen al daarom is het niet verwonderlijk dat feedbackmechanismen tegenwoordig zo’n grote rol spelen in zowel de vrije als de toegepaste kunsten.

Alweer is de natuur hier een grote bron van inspiratie en voorbeelden. Natuurlijke processen zijn in essentie gestoeld op feedback, op de voortdurende afwisseling van actie en reactie. Filosofisch gesproken zijn zulke processen waardevrij – of iets linksom of rechtsom groeit is een kwestie van minste weerstand, niet van ideologie. Daar zijn culturele processen dan weer een in wezen onnatuurlijke uitzondering op. We zijn niet alleen a designing species, zoals Bruce Mau het uitdrukte, maar ook een soort die betekenis geeft. Zonder ideologie, dat wil zeggen zonder partij te kiezen voor de ene of de andere betekenis, wordt de cultuur een te Darwinistische affaire – anders dan in de natuur, moet de survival of the fittest in de cultuur zijn grenzen kennen. Aaron Betsky: “Het suggereert luxe en innovatie maar geeft je geen van beide.” Daaraan te blijven herinneren is ook een verantwoordelijkheid van ontwerpers en kunstenaars.

... reageer