Design for the real world?

Joost Overbeek, 02 december 2011

'Echt' spreekt me wel aan

Dat klinkt goed allemaal; nylonkouslampjes, een masturbatiehulpmachientje en een vest voor mindervalide forelvissers. Ik heb dat gelezen in Chris Reinewalds stuk over Papaneks boek wat in Items #6 zal staan. Het boek zelf lukte me niet. Misschien omdat ik de lelijke tweede druk van Bol.com kreeg maar waarschijnlijk omdat ik bij de flaptekst al moeite had m’n ogen open te houden. De strekking is me echter wel duidelijk: "luxe productdesign heeft geen bestaansrecht, zolang er nog armoede bestaat." Soit.

Ik ben niet zo van die hoogdravendheid. What design can do? Niks. Tenminste, niet als we het over wereldverbeteren hebben. Sorry, maar dan heb je volgens mij het verkeerde vak gekozen. Er is in arme gebieden behoefte aan echte hulp. Technisch, medisch, schouders eronder, jezelf wegcijferen en helpen. Vooral dat wegcijferen is niet zo het ding van de meeste designers. Exposeren, publiceren en prijzen winnen. Het best verzorgde mindervalide forelvissersvest.

En waarom willen we het zo graag? Is het ‘t goedpraten van de zinloze, luxe, overbodigheid waar we ons voor schamen? Onzin. Zolang we geld hebben hier met z’n allen, moeten we dat vooral blijven uitgeven aan onzinnige zaken. Alle vormen van Kunst, moderne mime, design. Allemaal leuk.
En als je dan toch echt wat voor de wereld wilt doen, ga dan lelijke dingen ontwerpen. Ik heb daar eerder voor gepleit. Met een lelijke auto ga je niet vaker dan nodig de weg op. Een lelijke jas draag je voor de warmte en hoeft niet ieder jaar vervangen. Enzovoort.

Zet je mooie dingen online, kan iedereen er naar kijken en zich er aan vergapen. In de ‘echte’ wereld, gaan we dan voor wat het beste is, het minst belastend. Dat masturbatiemachientje voor mindervaliden hoeft ook niet mooi, lijkt me zo. Ook daar kun je het moois dat er voor nodig is, prima op internet vinden.

Dat ‘echt’ spreekt me sowieso aan. Melk hoeft niet in een aantrekkelijk gedesigned, beter verkopend, kartonnen reclamezuiltje. MELK volstaat, zodat ik geen yoghurt in m'n koffie gooi.
“Waar komt de melk eigenlijk vandaan” vroeg m'n zoontje ooit, daags nadat hij met school in het openluchtmuseum was geweest.
“Jemig Lex, dat weet je toch wel, van de koe natuurlijk!” antwoordde m'n vrouw, ontdaan over zoveel onwetendheid.
“Ja, dat was vroeger!" antwoordde de kleine man.
Dat krijg je dan. Dat pak en die koe liggen te ver uit elkaar.

Op een eerdere Items-live avond, een eindexamenspecial, was een meisje dat iets had gemaakt met de laatste zinnen van ter doodveroordeelden in Amerika.
Mooi. Grafisch.
Maar ik snap dat niet, daar zit dat schamen voor de kleinschaligheid van ons vak ook een beetje in. Ik heb m'n Havo niet eens afgemaakt, maar bedacht leuke dingetjes en kon bovengemiddeld tekenen. Hoppa kunstacademie. En dan toegepast natuurlijk. Van Kunst kun je niet leven.
Hoewel, ik was wel een van de rijkste studenten toen. Ik woonde boven de hoeren in Arnhem en huurde van een pooier. Aardige gast. Drugsdealer, witwasser enzo natuurlijk, maar aardig. Hij vroeg me een keer een ‘te huur’-bord voor een van z’n ramen te maken en die vond hij zo vet dat ik de rest van m'n studie achterwandjes en portretten van z’n meisjes en hun familie heb gemaakt. Als dat geen design for the real world is, weet ik het ook niet! En m’n collega-studenten maar in de kroeg staan of krantenwijken lopen.

We hadden een grappige stagiaire op de studio. We waren het werkelijk over alles oneens. Zo was ze fan van Nijntje en luisterde Herman van Veen. Tetom tetom, prima. Ze wilde ook graag gaan reizen en in het buitenland, als ontwerper, iets voor de mensen betekenen. Ik opperde China of Dubai, lijkt mij wel wat. Maar zei dacht meer aan Nepal ofzo. Mijn vrouw zit daar ieder jaar een tijdje om kindergebitten te behandelen en als ik de foto’s zie, duurt het nog lang voordat ze daar bestverzorgde boeken nodig hebben.

Ik zat daar bij, afgelopen jaar. Heel komisch. Ik citeer uit het juryrapport: "...het wezenloze machinecoated, de opzettelijk ongespecificeerde schutbladen en de over-ontworpen voetregels..."
Haha, lekker fout, vinden ze het. Heb ik weer. Daar heb ik m’n prijs voor gekregen. Het mooie is dat bovenstaand juryrapport is opgenomen in een, naar mijn normen, werkelijk verschrikkelijk over de top gedesignede catalogus, met waarschijnlijk zwaar overgespecificeerde schutbladen, whatever that may be. En 5 x dikker dan nodig, vol designgrapjes. De stagiaire vond het een mooi boek natuurlijk. Afijn.

Het woord ‘mooi’ is al een paar keer gevallen. We hadden er een soort discussie over op de studio. Tijdens mijn opleiding, lang heer, was ‘mooi’ een woord waar je een beetje mee op moest passen. ‘Goed’, was beter.
Mn collega’s vonden dat wij, de ontwerpers , er voor waren om de dingen mooier te maken. Is dat inderdaad het best werkende stijlmiddel? Het ene na het andere BNO-rapport vertelt ons dat bedrijven (onze real world) die zich door ontwerpers laten helpen, het 10% beter doen dan de anderen. Komt dat dan inderdaad omdat hun uitingen ‘mooier’ zijn? Doet een bedrijf met een ontwerper die hele mooie dingen maakt, het beter dan één met iets mindere smaak?
Als dat allemaal waar is, dan is je bezighouden met de laatste zinnen van terdoodveroordeelden hélemaal onzin. Hoef je studenten alleen de truken te leren hoe je iets echt mooi kan maken.
Want: people matter, results count! Slaat nergens op, maar die hoorde ik in de auto. Krijg je zo’n radiospot van een of ander bedrijf ... blabla verzekering, ... blabla, belegging ... even stil en dan, met zo’n ingehuurde stem in steenkolenengels, die uitsmijter.

Ik was in Berlijn afgelopen weekend. Superstad. M’n Duits is bagger, hoewel ik in Arnheim woon maar je kunt je er toch prima redden. Net als dat je bij de bakker in Frankrijk met: “Je suis un pain” ook prima wegkomt. “Non, tu as une baguette” antwoordde een lollige campinghouder een keer, maar dit terzijde.
Goed. Berlijn.
Wat ik heel fijn vond daar is dat het ‘mooi’ niet zo opgelegd voelt. Het voelt daar veel meer ‘real world’ dan hier of de andere ‘leuke’ hoofdsteden van Europa. Je voelt aan de mensen en de plek waar je zijn moet in de stad. Niet in de toeristenfolder of het moderne designblad.

Ik spaar fotoalbums. Al jaaaren. Veel uit België omdat ik daar heb gewoond maar nu ontdekten we een rommelmarkt vlakbij waar we zaten in Berlijn. Terwijl ik een stapel albums doorbladerde om te zien of ze dat bevatten, wat ik nodig heb, hoor ik ineens Karin, mijn vrouw, achteruit de stand. “Ik heb ‘m. Jij gaat blij zijn!!”

Ze had gelijk. We hebben er lang over gepraat, gelachen en gegist, maar ik denk dat het een soort ‘portfolio’ is, waaruit mannen hun escort konden kiezen. Oost-Berlijn, jaren zeventig. Zie je het voor je. Inge Geilström in een eiken interieur in een krap appartement die laat zien wat ze allemaal te bieden heeft. De foto die je hier ziet is een van de braafste. Heus.

Probleem. Ik kan m’n super aankoop niet thuis rond laten slingeren. Dat had ik vroeger ook niet op m’n vaders werkkamer willen vinden! Ik kan ‘m ook niet op de studio leggen eigenlijk. De helft van m’n opdrachtgevers is frisse communicatiemeid en geloof me, die worden hier niet blij van. En stagiaires, die me nog niet zo goed kennen, zullen me een pervert vinden.
Niets is minder waar.
Ik denk dat ik een mooi boek met die foto’s ga samenstellen. Best verzorgd, dan lijkt het Kunst of Design en kunnen de foto’s wel. Ter lering en vermaak. For the real world. Hou het in de gaten, voor dat boek komen we over 40 jaar weer samen!

 

 

Dit jaar is het veertig jaar geleden dat Victor Papanek zijn beroemde boek 'Design for the Real World' publiceerde, Items blikt terug op de effecten van dat boek, met een essay van Chris Reinewald in #6, 2011.

 

... reageer