Dutch Design en de zelfproducerende ontwerper
Thema uit Items archief
Items begon in 1982 als platform waar startende ontwerpers hun eigen producten konden presenteren en gaf ruimte voor het debat over de ontwikkelingen in het Nederlandse ontwerpklimaat. Die focus zal meegespeeld hebben in de ruime aandacht die vanaf het begin is gewijd aan zelfproducerende ontwerpers, talentvolle jonge designers die een alternatief zochten voor het gebrek aan industriële opdrachtgevers in Nederland. In deze context is het merkwaardig dat de beginjaren van Droog Design, indertijd toch een belangrijke belangenbehartiger van zelfproducerende ontwerpers, nauwelijks in Items zijn gevolgd. Dat ligt misschien aan het accent op grafische vormgeving, dat Items begin jaren ’90 kenmerkte, maar zal ook te maken hebben met een zekere terughoudendheid van de nieuwe hoofdredacteur, die na de fusie tussen Items en I.O. in 1993 door uitgeverij BIS werd aangetrokken: Renny Ramakers, medeoprichter van Droog.
De opkomst van het Dutch Design zoals we dat nu kennen begint in de loop van de jaren ’70 met het verhaal van de zelfproducerende ontwerper. In Nederland waren nauwelijks grote industrieën over, die als opdrachtgevers voor productontwerpers konden fungeren en evenmin was er een fijnmazige infrastructuur van kleine producerende bedrijven zoals bijvoorbeeld Italië had. Zo stonden veel ontwerpers voor de keus tussen de hardcore commerciële hoek of het besluit om hun eigen opdrachtgever te worden en zelf te zoeken naar producenten.
Opvallend is in dit verband de rol die Gijs Bakker, de latere medeoprichter van Droog, heeft gespeeld tijdens de jaren van zijn docentschap aan de Arnhemse kunstacademie (1970-1978). In de jaren ’60 liep hij samen met Emmy van Leersum voorop in de vernieuwing van het sieraadontwerpen. Zij creëerden abstracte ornamenten die veel intiemer en lijfelijker met het lichaam verbonden waren dan simpelweg als statussymbool, al paste hun conceptuele benadering in eerste instantie nog wel binnen de Nederlands ontwerptraditie van minimale vormen en industriële materialen. Op de academie leerde Bakker jonge ontwerpers om zelfstandig te opereren, onafhankelijk van de industrie. Ze moesten niet wachten op opdrachten, maar zich focussen op hun eigen ontwikkeling en persoonlijke expressie.
Niet alleen economische noodzaak, maar ook artistieke en ideologische motieven speelden dus een rol bij de keuze. Daarbij had Nederland vanaf de jaren ‘80 een gunstig subsidieklimaat, dat de weg vrij maakte voor ontwerpers om te experimenteren, kritisch te zijn en een artistieke ontwikkeling door te maken. Datzelfde klimaat zou er mede voor zorgen dat Dutch Design als ‘merk’ groot kon worden.
Het ‘Dutch Design’ staat vanaf het begin van de jaren ’90 bekend als kritisch, ironisch en conceptueel – kenmerken die al in de ontwerpen van Bakker ruimschoots aanwezig waren. Vóór die tijd werd de term Dutch Design in het buitenland vooral gebruikt voor voornamelijk grafische vormgeving uit Nederland, die voortbouwde op de modernistische traditie van De Stijl. Bij de vernieuwing van het begrip ‘Dutch Design’ en de uitbreiding ervan naar andere ontwerpdisciplines speelt Droog een doorslaggevende rol. Renny Ramakers en Gijs Bakker brachten een groep ontwerpers en producten bij elkaar die een culturele en zelfproducerende mentaliteit deelden. Ze stelden de culturele en maatschappelijke verantwoordelijkheid van de ontwerper aan de orde. Inspiratie werd gehaald uit het dagelijks leven en sommige producten hadden een hoog ‘doe het zelf’ gehalte. Ramakers noemt in het boek ‘Droog Design: Spirit of the Nineties’ de verwantschap met het neo-design van Memphis en Alchymia om van de betekenis en het idee uit te gaan, maar stelt dat de indruk die het Italiaanse postmodernisme in Nederland maakte oppervlakkig was. Als verklaring geeft ze dat het modernisme te diep geworteld zat.
De modernistische neiging om naar de basis te gaan en het simpel en abstract te houden werd door de nieuwe generatie ontwerpers anders geïnterpreteerd. Ze wilden stijlloze producten creëren waarin het idee centraal staat, niet als verhaaltje of een puur naar binnen gericht concept, maar als levendig commentaar op zowel de functie als de symbolische inhoud van het ontwerp.
... reageer
Wil je reageren op dit artikel? Stuur een mailtje naar de redactie.