Joost Overbeek: Design in het museum

Joost Overbeek, 16 oktober 2012

Stedelijk | ITEMS Live: Presenting Design

Op de studio zijn ze van mij gewend dat ik bij zo’n onderwerp ogenblikkelijk: ‘daar ben ik tegen’ ofzo roep. Die neiging moest ik even onderdrukken. Dat ben ik namelijk niet echt maar ik heb wel wat te mekkeren.

Nadeel van een museum is dat de context weg is natuurlijk. Kopjes, best-verzorgde boeken, peper- en azijnstellen, ze horen er niet echt. Grote, witte, mooie ruimtes; prima voor een beeld of schilderij. Een fiets staat er voor lul. Commerciele boodschappen horen er ook niet. Zelfs al zijn ze gedateerd. Bij de, verder prachtige, tentoonstelling over Wim Crouwel hing bijvoorbeeld een affiche voor Randstad. Dat vind ik raar. En auto’s? En stoelen? Moeilijk. Ik kan hier moeilijk verkondigen dat de Rietveldstoel niet in het museum thuishoort, maar ik zou ‘m toch liever in een huiskamer zien staan. Hoewel het dan weer naar wordt als er in het museum een huiskamer wordt nagebouwd voor de stoel. Ikea nepkamer.

Wellicht is dan de relevantie buiten het eigen vakgebied belangrijk. Veranderde de wereld een beetje door het getoonde ontwerp ... design? In het geval van de Randstadposter lijkt me dat wel meevallen, bij de Rietveldstoel al meer en deze affiche uit de jaren zestig! Zeker. Wat zou ik graag hebben gezien dat Groenlinks zich weer zo had  geafficheerd in plaats van met het hoofd van Jolanda Sap of een flauw grafisch grapje waar NL in het centrum van de naam blijkt te staan. In je nakie door een wei met koeien rennen, dat is toch veel leuker dan al die gephotoshopte hoofden of een concept van collega’s. Kan mij de economie dan schelen of Europa. Van het concept des levens krijgt niemand een program.

En produkten? De eerste Spartamets misschien? Senseo, boekenkast  Billy? Weet ik veel, ik denk van niet. Maar een lamp of een tafel, dat is toch echt alleen vormverandering. Inhoudelijk valt daar weinig meer te vertimmeren.

Ik meet dit soort zaken graag af aan mijn kinderen. Vette nieuwe ontwikkelingen vinden ze natuurlijk leuk maar daar zijn dan weer andere musea voor. Ze met vraagtekens opzadelen, dat werkt goed.

We waren in Barcelona dit jaar. De eerste avond zijn we naar een voetbalwedstrijd van hun helden in Camp Nou geweest, waardoor ik ze de rest van de week zonder veel gedoe mee naar culturele uitjes kreeg. In een museum, in een zaal met twee Picasso’s, zei m’n jongste van 11 wat een jongen van 11 voor zo’n schilderij hoort te zeggen. ‘Volgens mij kan ik dat ook wel.’ Hij was niet erg onder de indruk van de Spaanse meester.

‘Met die 2 schilderijen kun je Messi kopen’, antwoordde ik. Dat maakte meer indruk dan dat ik over vernieuwing en de rest van Picasso’s oeuvre was begonnen.

Daar kwamen de vragen. Zo kijk ikzelf ook graag in een museum. Met verbazing. Met een vraagteken boven m’n hoofd.

Design, mooi, nieuw ... ik zie het wel op internet of in de winkel. Daar kan een museum nooit tegenop. Dan heb ik het niet over een Designmuseum, daar hoort design natuurlijk net zo thuis als klokken in een klokkenmuseum. Prima.

En als er dan zo’n museum is; Museum of the Image in Breda, of het designmuseum in Londen, hoort het dan niet allemaal daar. Je hoeft de klokken niet ook nog eens in het een museum voor moderne kunst te zetten, toch!?

Het vreemde misverstand heeft ‘m altijd in het begrip toegepaste kunst gezeten. Is dat geen contradictio in terminis. Is kunst niet kunst omdat het vrij is? Je moet echt zo’n beetje naar de oude meesters met portretten in opdracht terug om het tegendeel te bewijzen.

Op de academie was dat al de strijd:

“Wij zijn echte kunstenaars, we doen wat we willen en komen daarmee in het museum!”

En dan wij: “Maar wij maken ook leuke dingen en verdienen straks veel meer!”

Ouders opteerden meestal voor het tweede en tegenwoordig zijn de toegepaste vakken op de academie een pretpakketkeuze, gesteund door de overheid. Design is een exportprodukt per slot van rekening. M’n buurjongen is dit jaar naar de eerste van het ROC Art & Design. Klinkt goed, hoewel het vertaald naar onze moerstaal: ROC kunst en ontwerp al minder catchy is, maar het slaat natuurlijk nergens op. ROC is een beetje wat vroeger LTS zwakstroom was.

Dus: afgestudeerd Art&Design, ik weet het niet, daar gaan ze in China niet van onder de indruk zijn, lijkt me zo.

Er ligt een belangrijke grens tussen vrij en toegepast. Gemaakt om iets of iemand of zichzelf te verkopen of omdat het gemaakt diende te worden? Kunst, zeg maar. Dat kan dus ook best een object of drukwerk zijn. Heet dat dan ook design?

Ooit zag ik hier in het stedelijk de tentoonstelling ‘Ne plier pas’, van een Frans grafisch gezelschap. Prachtig. Geen theateraffiches of aankondiging van een of ander festival, maar eigenheid. Dan nog kun je je nu afvragen of dat niet ook op het net had gekund, maar toch. Het inspireert. Het maakt dan niet meer uit of het design of kunst of Art of hoe dan ook, heet.

Ik merk het verschil tussen vrij en toegepast als ik aan een ‘eigen’ boekje werk. Ik schrijf graag. Verhaaltjes, onzin. Niet voor iemand. Maar omdat ik het leuk vind. Graag wil doen. Ik geef ze dan ook zelf vorm. Hobbie? Kunst? Ha, blijkbaar ... ze liggen hier. In het museum. Dus. ..anyway. ineens heb ik niks te maken met wat hip is, de geldende norm, het budget. Heerlijk. Maar ja, boeken in een museum. De bookshop zeg ik dan.

Er is natuurlijk de tussenvorm. Die past prima in een museum. De klokken van Maarten Baas, hoewel ik ‘m ook als app op m’n Iphone heb, Victor & Rolf, alle werk dat je niet bij de H&M kon kopen, of de zeefdrukken van Harmen Liemburg, die we overigens ook op de studio hebben hangen.

Het lijkt me heel moeilijk en ik heb dan ook heilig respect voor degene die uit de enorme overdosis design, vormgefriemel, hip gedoe, overbodigheid ... dat weet te halen wat goed is. Wat beklijft. Wat de luxe van de mooie witte zalen met bovenlicht aankan. Loop eens door een hal op de Designweek in Eindhoven. Bekant gek word ik er van, zoveel.

Het heeft ook iets raars. Crisis is het. Overal worden mensen ontslagen, schieten voedselbanken uit de grond en draait de zaak in de puin. En wij maar ontwerpen. Hoppatee, mooie vaas. Hoppatee nieuwe klok, hops hip postertje. Hoe moet dat nou?

Ligt het ook niet aan het stijlmiddel ‘mooi’? M’n vrouw is mooi en de blouse die ik naar een feest aantrek, maar verder? Who cares? Design is vrijwel nooit eens grappig, of vies, of eng. Altijd maar weer dat eeuwige mooi. Overal. In bladen, in winkels. Beetje makkelijk. De beste stagiere die ik ooit gehad heb van een afdeling grafisch is nu de grappigste man van Nederland. Sander, van Lucky TV. Hoort hij hier niet? Hij is Dutch, hij is designer. ‘N keertje een ander stijlmiddel dan ‘mooi’. Kijk, dat zou ik nou wel een keer oke vinden, hier in het museum. Een hele gore stoel, een hele komische kast of een extreem lelijke fiets.

Design for the real world, zeg maar.

Mooi is maar een vinger lang, nietwaar!?

Te gek dat het museum weer open is overigens!

... reageer