Redactioneel no.1, 2010

Max Bruinsma, 13 februari 2010

De kaart van alles

Aan de samenvatting van wat de opdrachtgever en wij weten, en aan zijn vertaling van het één in het ander, voegt een goede ontwerper zijn eigen interpretatie toe.

 

In zijn korte beschrijving van de hoogste ambitie van cartografen in een verder onbekend keizerrijk, vertelt Jorge Luis Borges over de kaart van het rijk die even groot en gedetailleerd was als het rijk zelf. Een echo van Lao –tzu, die in de Tao Te Ching opmerkt dat de natuur nooit volledig beschreven kan worden, omdat je haar daarvoor zou moeten dupliceren. Als het geheel te groot is om te overzien, weer te geven en te begrijpen, rest ons de samenvatting. Hugues Boekraad: “Hoe te voorkomen dat de kaartlezer de weg kwijtraakt in een doolhof van gegevens?” Maar ook die samenvatting kan een zo grote detailrijkdom hebben dat ze weer onoverzichtelijk wordt. Melle Hammer: “Omdat ik er van overtuigd ben dat in elk detail een heelal verborgen ligt, vouw ik de pagina’s tot katernen en bind ze als een boek.” Dergelijke weergaven, of samenvattingen, van de werkelijkheid noemen we meestal kunst, of poëzie; heel de complexiteit van het universum weerspiegeld in een regel tekst of een onpeilbaar beeld. Mooi, maar niet altijd handig als je de kortste weg van A naar B wilt vinden. Ron Kaal: “Zeldzaamheid, gaafheid en ‘beeldende kwaliteit’. Dat zijn uitsluitend esthetische kwaliteiten. Bij vormgeving zijn die per definitie bijzaak.”

Toch gaat een goed ontwerp niet alleen over nuttig overzicht. De kracht van het ontwerpen ligt in de combinatie daarvan met esthetisch inzicht. Strenge ontwerpcritici kijken vaak neer op die tweede kant, die van de vormlust, en hameren op de hoofdzaak: een ontwerp moet orde en netheid brengen. Robbert van Strien: “Ontwerpen is een triviale, banale handeling, die als zodanig moet worden gerespecteerd.” Het is een aspect van het vak dat ook in het Dutch Design hooglijk wordt gewaardeerd: de Hollandse ontwerper veegt de troep van de stoep, harkt het gazon aan en zet na de afwas alles netjes op zijn plek. Aaron Betsky: “Ik denk dat Dutch Design, als het al enige samenhang vertoont, staat voor het vermogen om projectmatig te denken.” Maar dat opruimproject, dat tot onze nationale genen is gaan behoren, kent ook zijn spiegelbeeld. Voordat je gaat denken dat ordenen persé ook begrijpen inhoudt, moet je inzien dat elke ordening au fond arbitrair is. De één zijn ordening kan de ander geheel ontregelen. Els Kuijpers: “Een stringente regie die de blik manipuleert – van veraf naar dichtbij; van scherp naar onscherp; van groot naar klein; van detail naar totaal; gekaderd of vrij; gedraaid, gekeerd en ondersteboven; gefilterd, gerasterd, in kleur of zwart-wit; e.e.a. gecombineerd met plaats- en tijdexperimenten – doorbreekt het conventionele kijken, deconditioneert.” De ontwerper richt de blik van de gebruiker van zijn product naar wat hijzelf, als ontwerper, ziet. In die zin is het gebruik van elk ontworpen object een vorm van kijken door andermans ogen. Of het nu om de ontdekking van bamboe als structureel en esthetisch materiaal in de architectuur gaat of om een vernieuwende en mooie manier om landkaarten om te toveren tot infographics, de crux van het ontwerp ligt niet alleen in het technische vernuft van de ontwerper, maar vooral in de fantasie waarmee dat vernuft wordt toegepast. Harmen Liemburg: “Behalve de nieuwste wetenschappelijke inzichten worden er bij de productie van kaarten vaak flinke porties fantasie toegepast.”

Een ontwerp behelst altijd een inzicht. Voor een deel is dat het inzicht van de opdrachtgever, en voor een ander deel is het common knowledge, een samenvatting van wat we allen weten. Zonder dat, zou het ontwerp niet aan de vraag voldoen en niet functioneel zijn. Maar aan de samenvatting van wat de opdrachtgever en wij weten, en aan zijn vertaling van het één in het ander, voegt een goede ontwerper zijn eigen interpretatie toe. Frederike Huygen: “Ovink verwacht van de ontwerpers niet zozeer het reageren op een vraag, maar het meeformuleren van de opgaven en het reflecteren daarop.” Een goede opdrachtgever – en de nieuwsgierige consument – wil dat ook. Die wil niet een kaart die 1-op-1 weergeeft wat hij al weet. Die wil een goed filter. Atja Apituley: “Met Google is het vrij eenvoudig om de werkelijke topografie boven tafel te krijgen, maar hoe kun je die integreren in een begrijpelijke metrokaart? Daar gaat een heel proces aan vooraf.”

Intussen is Borges’ uitputtend gedetailleerde kaart van de wereld realiteit geworden, maar anders dan in de absurde vorm die hij in zijn verhaal kreeg. Google Maps en Tom Tom zijn vensters die die kaart hanteerbaar maken. Dat je via dergelijke vensters in principe elke kiezel op elke straat waar ook ter wereld zou kunnen zien is het technologische wonder; het ontwerpwonder is dat je vanuit dat perspectief traploos kunt uitzoomen naar een overzicht dat tegelijk een point of view is, een filtering, een interpretatie van het geheel. De ontwerpkwaliteit zit hem bij dit soort informatiefilters – en dat is eigenlijk elk ontwerp – in wat de ontwerper bij het uitzoomen weglaat en wat niet. Hoe hij, kortom, in het precieze detail het oneindige universum voelbaar maakt. In die zin is ook het meest geordende, het rationeelst gestructureerde en het strengst functionele ontwerp een kunstwerk: een blik door de ogen van de ontwerper op het onvatbare. Swip Stolk: “Je vangt onderhuidse ontwikkelingen op, instinctmatig, probeert die te absorberen en er in je werk signalen mee af te geven.”
 

... reageer