Pierre di Scullio

Max Bruinsma, 07 februari 2009

Point of view

Pierre di Sciullo werkt aan de nieuwe vormgeving voor het Stedelijk Museum Amsterdam, kortweg ‘Het Stedelijk’. Max Bruinsma sprak met de Franse typograaf, vormgever, kunstenaar en taalvirtuoos over diens uitgangspunten voor de nieuwe huisstijl.

Pierre di Sciullo heeft in een ‘visueel essay’ zijn ideeën over grafisch ontwerpen voor het museum uiteengezet, en in een ontwerpschets uitgebreide voorstellen gedaan voor een nieuw logo, de vormgeving van tentoonstellingsaffiches, geveltypografie, bewegwijzering en website. In de loop van dit jaar zullen de eerste resultaten van zijn vormgeving voor het Stedelijk zichtbaar worden.

PdS “Het is merkwaardig om over een project te praten dat nog niet bestaat. We hebben het hier dus over intentieverklaringen. Wat voor mij essentieel is, is de titel die ik m’n ontwerpvoorstel heb gegeven: The point of view. Ik heb vanaf het begin duidelijk willen maken dat het Stedelijk een kritisch standpunt heeft. Gijs van Tuyl [directeur van het Stedelijk Museum] heeft dat ook gevraagd. Hij zei: “We willen geen tentoonstellingsmachine meer zijn.” De mensen moeten beseffen dat het niet alleen om de collectie gaat, om het tonen van erfgoed. Als je naar andere grote musea kijkt, dan zijn die vaak nogal voorzichtig, heel institutioneel. Het komt niet vaak voor dat een kritisch standpunt door een museum benadrukt wordt.”

Maar een museum is geen kunstcriticus.

PdS “Daarom heb ik mijn visueel essay het motto “we are going to explain” meegegeven. In eerste instantie is dat natuurlijk bedoeld om mezelf en mijn project uit te leggen, maar vervolgens stel ik voor om die vraag, en varianten daarvan, ook op te nemen in de huisstijl zelf. Het Stedelijk wil een baseline, een ondertitel, en ik heb voorgesteld dat die ondertitel steeds verandert. Een zinnetje dat steeds een ander beeld van hun identiteit geeft en laat zien dat die identiteit voortdurend onder constructie is. Eén van die zinnetjes is “we are going to explain”. Een museum gaat immers altijd over mediëring, overdracht. Persoonlijk erger ik me natuurlijk ook wel eens aan dat didactische trekje, dat zware, geforceerde, dat een museum kan hebben. Dan denk ik, hou op het me uit te leggen, ik kan ook een directe relatie met de kunstwerken hebben, zonder dat er noodzakelijkerwijs gemediëerd moet worden. Dat is de keerzijde van de medaille.”

Je zou ook tentoonstellingen zonder uitleg, zonder bijschriften willen maken?

PdS [lacht] “Nu ja, als je het Stedelijk een keer als subtitel meegeeft: “we are going to explain”, en je maakt een tentoonstelling zonder bijschriften, dan lever je wel een ironisch commentaar op de situatie... Ik heb een tijd geleden een affiche gemaakt dat daar een beetje over gaat: Pour une identité flottante (voor een identiteit op drift). Het affiche is gemaakt naar aanleiding van het nieuwe Franse ministerie van Nationale Identiteit. Als een land zo’n ministerie nodig heeft, heeft het echt een probleem! Wat me verontrust, is als men denkt dat een identiteit vastligt; a closed identity. Dat is gevaarlijk. Ik beschouw de identiteit van het Stedelijk als in ontwikkeling, onder constructie. Dat is natuurlijk op dit moment sterk het geval, met een gebouw dat letterlijk in aanbouw is.”

Er werd in de opdrachtstelling van de competitie voor het Stedelijk vrij duidelijk verwezen naar Sandberg, de ontwerper/directeur die het Stedelijk, ook grafisch, op de kaart zette.

PdS “Het was een beetje ambivalent; ze zochten geen nieuwe Sandberg, er was geen nostalgie, maar de verwijzing naar Sandberg kwam wel voortdurend op. Mijn situatie heeft heel weinig te maken met die van Sandberg. Sandberg was tegelijkertijd directeur en ontwerper – dat vereenvoudigde het debat tussen die twee nogal, en het gaf de ontwerper Sandberg een grote vrijheid.

"Mijn situatie heeft heel weinig te maken met die van Sandberg. Sandberg was tegelijkertijd directeur en ontwerper – dat vereenvoudigde het debat tussen die twee nogal."

Ik heb de mensen van het Stedelijk op een gegeven moment schertsend gezegd dat ze me maar directeur moesten maken. Daar konden ze wel om lachen. Maar mijn vraag was natuurlijk: wat is de verhouding tussen de directeur en de ontwerper? Van Tuyls antwoord daarop was: dat is een directe relatie. Dat was precies wat ik hoopte, dat er niet twaalf tussenpersonen tussen zitten, die elk hun eigen territorium verdedigen. En dan is er Gerard Hadders, die gedurende een jaar als projectbegeleider mee adviseert. Ik vind het heel prettig om zo’n eminente collega als aanspreekpunt te hebben. Ook dat is bijzonder aan deze opdracht.”

Je gaat je voorstel nu verder uitwerken. Hoe dicht blijf je bij wat je tot nu toe hebt laten zien?

PdS “Ik zal vasthouden aan het idee van een uitgebreide letterfamilie. Men ziet en men leest aan de huisstijl af dat het museum zich voortdurend vernieuwt, maar er zit toch een air van vertrouwdheid aan. Vandaar mijn voorstel om niet één letter te nemen, maar een uitgebreide en zeer diverse letterfamilie. Ik heb voor mijn schets een letterfamilie genomen – de Maximum –, die ik eerder had ontworpen en waaraan ik nog een aantal varianten heb toegevoegd om te laten zien wat ik bedoel. Hij gaat goed samen met wat ik voor ogen heb, hij heeft veel kanten, is joyeus, kan goed gecombineerd worden, etcetera. Mijn studio is een typografisch laboratorium, dus er is altijd wel iets in ontwikkeling. Maar ik wil dat wat ik voor het Stedelijk maak van nu is. En het Stedelijk wil een eigen letter hebben, die specifiek voor het museum is ontworpen. Da’s prachtig en daar ben ik dus nu mee bezig, op basis van dezelfde gedachtengang, maar ik wil meer impact, meer mogelijkheden om relaties aan te gaan met verschillende contexten. Meer polysemie. Ik probeer dus los te komen van het beeld dat ik heb van de Maximum, waar ik intussen al vanaf 2003 aan werk. En ik kom terug bij mijn eerste associatie, de schetsen gebaseerd op de uitspraak van de naam Stedelijk. Ik heb bij de eerste ontmoeting met de mensen van het Stedelijk gevraagd hoe je de naam correct uitspreekt. Daar kwamen verschillende antwoorden op, dat was best grappig: ‘steuduluk’, ‘steedelik’, ‘stedeluk’... Het alfabet is een tekensysteem van gecodeerde klanken – dat is voor mij heel belangrijk. Om iets te kunnen typograferen, moet ik weten hoe het klinkt. Ik wil voor het Stedelijk beslist iets doen met geluid, met animaties.”

Je hebt veel gewerkt met klank.

PdS “Voilà. Vandaar dat ik begonnen ben met die tweeklanken en ligaturen, i-j en s-t... Het woordbeeld dat ik van het Stedelijk heb gemaakt is eigenlijk een fonogram, geen pictogram. En interessant is ook dat ‘het’ en ‘the’ dezelfde letters hebben, alleen in een andere volgorde. Dat heeft iets magisch, dat beide woorden in een andere taal hetzelfde betekenen, al staan de letters anders. Het Stedelijk had zo’n dertig procent buitenlandse bezoekers en gaat de komende jaren naar rond de vijftig. Dus het is interessant om met de verschillende talen Nederlands en Engels iets te doen – vanuit het Frans. [lacht] Ik wil dus iets gaan doen met affiches gebaseerd op een spel met de uitspraak van verschillende talen. Deze bijvoorbeeld: ‘Na Vrh Brda Vrba Mrda’ (‘Op de top van de heuvel, wiegt de wilg’). Maar het is niet één idee, meer een boeket van ideeën die iets gemeen hebben waaraan ik wil vasthouden. Een idee van ‘op maat gemaakt’, exact aangepast aan de situatie, eenvoudig en met een sterke werking. Er zijn in mijn plan elementen die zijn toegevoegd aan de architectuur, die daarmee een harmonie proberen te vinden zonder per se van hetzelfde vocabulaire te zijn. Deze schets bijvoorbeeld, is puur bedoeld om een dialoog aan te gaan. Het is een begroeide binnenmuur, waar tussen de bladeren door leds in een bepaald raster staan. Je kunt er de naam die voorlopig aan het restaurant is gegeven mee schrijven, The Beanery, maar je kunt er ook andere teksten in zetten, binnen dat raster. Die schets is bedoeld om een gesprek aan te gaan met het museum, met de architect. Hetzelfde geldt voor het voorstel om het logo in 3D letters bovenop de nieuwe gevel te zetten.”

Toch zijn je schetsen vaak al vrij gedetailleerd.

PdS “Ik hou ervan om zo concreet mogelijk te zijn in mijn voorstellen. Ik heb dat nodig, omdat ik al in het ontwerp gebruik wil maken van de manier waarop het gerealiseerd gaat worden. Net als in mijn glasstukken. Als ik in aquarel schets voor die glasdingen, doe ik dat op een andere manier dan ik normaal zou doen. Hier werk ik met stroken gekleurd glas, die op elkaar op een achtergrond van glas worden gelegd en dan gebrand, zodat het in elkaar smelt en een beetje vervloeit. Als je dat niet weet terwijl je schetst, komen er dingen uit die niets met dat materiaal en die techniek te maken hebben. Ik heb behoefte aan die relatie met de techniek. Na m’n middelbare school wilde ik naar een school voor toegepaste kunst, waar in metaal gewerkt werd, in hout, in lak, ceramiek, synthetische hars, gips... Ik was in de wolken! Maar de school was daar helemaal niet op ingesteld, en de leraren waren oud en moe en dom, de meeste dan, en al was het in theorie mogelijk dat je langs alle afdelingen zou gaan, het werkte gewoon niet zo. Dus ik ben na een paar weken weggegaan, wreed gedesillusioneerd dat ik dat alles niet had kunnen aanraken. Wat ik in m’n professionele leven tot nu toe heb gedaan, is wat ik op die school niet heb kunnen doen. Ik doe het zelf en ontdek onophoudelijk dingen. Onophoudelijk!”

Je maakt grafische vormgeving voor een plek die kunstwerken toont, die het woord geeft aan kunstenaars. Betekent dat je je bescheiden moet opstellen?

PdS “Nee, het is niet perse een kwestie van bescheidenheid. Ik moet ontwerpen. Daar ben ik ook voor uitgekozen; om te doen wat ik graag doe. Er is een tendens in het grafisch ontwerpen om orde te schepen, en soms gaat dat zover dat men de wet wil voorschrijven, net zoals de sheriff in oude cowboyfilms. Ik wil geen sheriff zijn. Ik ga niet beginnen met het voorschrijven van toegestane en verboden kleuren. Maar ik wil wel dat het samenhangt. De belangrijkste vraag is: hoe ontvang je kunstwerken in een ruimte waar je ook de opdracht hebt om informatie te geven.”

Hoe ga je in deze context met beeld om?

PdS “Je hebt op een tentoonstellingsaffiche het domein van de kunstwerken en het domein van het instituut, het museum. Het publiek wordt uitgenodigd het ene domein via het andere te bezoeken. Wat is de status van het kunstwerk als het is afgebeeld? Dat heeft me vanaf het begin beziggehouden. Het is altijd een ruimte binnen een ruimte, het is altijd ingekaderd, als een venster. Ik heb me die verschillende ruimtes eigen moeten maken, om mezelf toe te kunnen staan met het werk, met het beeld ervan, te spelen. Je moet ook beseffen dat er intussen veel gereflecteerd is op het medium fotografie, en dat het dus niet meer aangaat om een foto te zien als een soort standaardprothese voor onze relatie met de werkelijkheid, in het bijzonder met betrekking tot de kunst. Een foto van een kunstwerk moet een blik erop zijn, geen substituut ervan. Wat je je ook moet afvragen is wat het karakter is van de tentoonstelling die je aankondigt. Als bezoeker van een museum interesseert het me niet om een affiche te zien met een mooie reproductie van bijvoorbeeld een Matisse. Dat heb ik vaak genoeg gezien. Wat me interesseert is aan het affiche te zien dat deze tentoonstelling over Matisse iets specifieks heeft, iets unieks dat me zin geeft om er heen te gaan. Een affiche voor een tentoonstelling moet iets over de tentoonstelling zeggen. Dat gebeurt vrij weinig, eigenlijk.”

Vaak zijn affiches interpretaties waarin de ontwerper zich uitspreekt.

PdS “Ik geef een interpretatie van het standpunt van het museum. Het gaat er niet alleen om hun standpunt op het affiche weer te geven; ik ben geen neutrale intermediair. Ik ben de auteur van mijn interpretatie van hun standpunt. Maar ik heb niet de intentie om overal tot elke prijs mijn stempel op te zetten. Ik vind bijvoorbeeld dat ik geen stijl heb.”

Je bent vrij aanwezig in je typografie.

PdS “Aan de andere kant, ik ben eens gevraagd om een affiche en een omslag te maken voor de catalogus van een tentoonstelling over kunst uit de hele wereld. Men vond dat er niet één kunstwerk op het omslag kon, want dat zou een kunstenaar of land bevoordelen, dus men besloot tot een typografisch omslag en vroeg mij dat te maken: het moet neutraal zijn vis-à-vis de getoonde kunst, werd me verteld. Ik zei, voor neutraliteit hebben jullie aan de juiste deur geklopt! [lacht] Ik heb het gemaakt en men was tevreden, maar het was natuurlijk geen neutraal affiche. Ik zal in mijn vormgeving voor het Stedelijk niet neutraal zijn. Neutraliteit is een hersenspinsel van mensen die dromen van onzichtbaar en immaterieel design, dat niets zal oproepen, geen gedachte, geen beeld. Voor het Stedelijk wil ik een grafische vormgeving opbouwen die dat wel doet, die gemaakt is uit ontmoetingen.”
 

... reageer