Tuin der letters

Max Bruinsma, 31 juli 2010

Het wrede laboratorium van de organische typografie

Uit het laboratorium van nieuwe typografen komen levende 'bioletters,' een nieuwe vorm van een eeuwenoude typografische traditie. Lang voordat fontographers vanachter hun computers letters elke gewenste krul konden geven, deden kalligrafen dat al. Het versieren van letters is zo oud als het alfabet.

Van oudsher zijn er vele soorten en stijlen kalligrafische en typografische sierkunst – ornamenten, vignetten, lijnen, kaders, et cetera –, maar eigenlijk zijn ze allemaal onder te verdelen in drie hoofdklassen: geometrische, anekdotische en organische versieringen. Daarbij verwijst organisch naar de natuur, naar de manier waarop in vooral het plantenrijk organismen in soms grillige vormen groeien, bloeien en vergaan, en de ontwerper en kunstenaar tot inspiratie dienen. Natura Artis Magistra, zoals het motto van de Amsterdamse dierentuin luidt, de natuur is de leermeesteres van de kunsten. Tot op de dag van vandaag zijn er kunstenaars die in dit genre excelleren.

Een daarvan is Marian Bantjes, die naast andere natuurlijke materialen ook bloemen en planten kalligrafisch inzet. Zo schreef ze haar ultieme verlangen (I want it all) met blaadjes van haar uitbloeiende pioenroos. Opvallend in zulk werk is dat het een soort 'vanitas' karakter heeft, een melancholiek moraliserende toon die kenmerkend is voor het genre Oud-Hollandse stillevens waarin flonkerend kristal, verwelkende bloemen en uitdovende kaarsen staan voor de kwetsbaarheid, kortstondigheid en eindigheid van al het aardse.


Natuurlijk levensproces

De term organische typografie staat dus al heel lang voor letters in min of meer plantaardige vorm, maar de categorie beleeft inmiddels een revival en wordt op interessante manieren uitgebreid en geherinterpreteerd. Zou het de zorg voor het klimaat en de natuur zijn, dat er met grote regelmaat nieuwe letters, logo’s en andere grafische boodschappen worden uitgevoerd in duidelijk herkenbare natuurlijke materialen? Plantaardige typografie, die overigens in veel gevallen uit de computer komt, wordt vaak toegepast in opdrachten die een ‘groen’ imago willen uitstralen. Zo verzamelden de ontwerpers van The Motor een boeket pioniersplanten, waaruit ze het logo maakten van De Groene Compagnie, een nieuwe groen-stedelijke ontwikkeling van de Groninger gemeente Hoogezand-Sappemeer. De uit echte plantjes gevormde letters zijn op twee regels gezet, scherp doorsneden door een lijn die staat voor een ander aspect van het Groninger cultuurlandschap: het kaarsrechte kanaal. Andere voorbeelden van plantaardige letters komen van Autobahn, die voor NRC-Next een heel alfabet uit grasplaggen sneed, en ontwerper Nick Jacobs, die met behulp van tuinkers “het natuurlijk levensproces toepasselijk maakte voor typografie.” Ook in dat laatste werk is de vergankelijkheid van het zetsel deel van de boodschap. Jacobs, onlangs als grafisch ontwerper afgestudeerd aan de KABK in Den Haag, gaat in een verwant project nog verder in zijn gebruik van verval als vormbepalend proces. Hij bouwde de letters van een uitspraak van Confucius over gelijkheid en verschil op uit aardbeigelei, banaan, mango en kiwi en fotografeerde de langzaam bedervende tekst gedurende veertien dagen. Vooral de verschimmelende aardbeigelei en kiwi leveren zeer interessante texturen op. Mango blijkt het meest vormvast te zijn. Grappig is dat de tekst gaandeweg zichzelf illustreert. De verschillen tussen de vruchten worden geleidelijk minder zichtbaar door de ‘gewoonte’ die elk leven deelt; de bonte veelkleurigheid van het begin maakt langzaamaan plaats voor het universele bruingroen van de verrotting. Alsof de natuur weet wat elke typograaf hoort te weten, namelijk dat teveel kleur afleidt en, als het gaat over essentialia, vermeden dient te worden. Anders dan Bantjes, blinkt Jacobs in dit werk niet uit in kalligrafische finesse, maar geeft het natuurlijke proces zijn letters hun bijzondere vorm. Iets dergelijks gebeurde ook in Stefan Sagmeisters installatie van 7200 bananen, waarin hij door rijpe en groene bananen af te wisselen de zin schreef "SELF-CONFIDENCE PRODUCES FINE RESULTS." De bananenwand in de New Yorkse Deitch Gallery veranderde gaandeweg van kleur en de tekst verdween langzaam in een intens geurend beeld van verval.


Ziekteverwekker

De hedendaagse aandacht voor – en vaak ook nervositeit over – de deels maakbare, deels onvoorspelbare natuur, voor genetische manipulatie, biochemie en nanotechnologie, is dus ook aan lettermakers niet ontgaan. Organisch betekent intussen niet meer alleen ‘naar de natuur’, of ‘met de natuur’, maar ook ‘door de natuur.’ Natuurlijke processen worden zodanig gemanipuleerd dat de uitkomsten ervan lettervormen zijn, op elke denkbare schaal. Oer meets ultramodern. Neem Jelte van Abbema. Naast zijn studie aan de Design Academy Eindhoven deed hij een cursus microbiologie aan de Universiteit van zijn geboortestad Wageningen, om zich te bekwamen in het drukken met bacteriën in plaats van met gewone inkt. Van Abbema’s levende inkt is in de meest letterlijke zin een visuele cultuur, een cultuur van micro-organismen die op de juiste ondergrond een typografische vorm zichtbaar maken die door de ontwerper weliswaar is voorbereid, maar waarvan de uiteindelijke detaillering het werk is van de e-colli bacteriën die Van Abbema ervoor gebruikte. Geen echt milieuvriendelijke inkt, overigens, want genoemde bacterie is een gevreesd ziekteverwekker. Van Abbema’s (cum-laude) eindexamenproject uit 2006 moest dan ook in een speciaal aangepaste en geklimatiseerde MUPI worden tentoongesteld.


Biotypografie


Van Abbema’s en Jacobs’ organische typografieën lijken in zoverre op elkaar, dat ze gebruik maken van microscopisch kleine gastarbeiders om vormen te veranderen of überhaupt zichtbaar te maken. Het natuurlijke proces waarbinnen dat gebeurt kun je enigszins sturen en manipuleren, maar verder volgt het zijn eigen complexe organische regels. Het manipuleren van natuurlijke processen staat ook (alweer – zie Items 3) voor de hedendaagse fascinatie voor het tweaken van codes. Spelen met de broncode van de natuur. Als we dieren kunnen klonen, als we een mensenoor uit een muis en organen uit stamcellen kunnen laten groeien, waarom zou tekst dan niet uit levende organismen kunnen bestaan. Waarom zouden letters geen levende wezens kunnen zijn? Die vraag zette de Israëlische letterontwerper en typograaf Oded Ezer ertoe zich voor te stellen hoe die levende letters eruit zouden kunnen zien. Anders dan Jelte van Abbema, werkt Ezer niet echt met levend materiaal; zijn genetische manipulatie speelt zich af in de computer. Het digitale laboratorium van Ezer levert merkwaardig hybride insecten op, half mier, half letter. Je kunt je voorstellen dat een kolonie van dergelijke lettermieren een bewegende tekst vormt, of misschien wel een compleet onleesbare letterbrij waaruit zo nu en dan bij toeval een leesbaar woord zichtbaar wordt. Een stap verder doet Ezer in zijn voorstel om sperma en lettervormen genetisch te vermengen. In zijn renderings zie je typografische elementen zoals schreven en bogen in nog ongeletterde vorm als spermatozoën richting eicel zwemmen, en je vraagt je af tot welke letter of tekst de hier uit voorkomende bevruchte stamcel zich zal ontwikkelen. Voor Ezer zijn deze experimenten in de “biotypografie” een logisch vervolg op de ontwikkeling van de typografie, die immers een steeds verdergaande vorm van mechanisering laat zien en principieel op reproductie gericht is. Maar eigenlijk weet hij ook niet waar het heengaat: “Misschien is het onzin, misschien ben ik een profeet.”, zei hij in een interview. “Ik weet het niet, en het maakt me niet uit.” Daarmee etaleert hij een vergelijkbaar nonchalant neutrale pose als Joep van Lieshout (zie Items #4 2010, p.40-47). Beiden borduren, graag tot in het absurde, voort op maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkelingen, en op de botsingen tussen technologie en moraal die dat in onze cultuur teweeg kan brengen. De grens tussen vrije kunst en toegepast ontwerpen vervaagt hier in een speculatieve metaforiek. Niet de vorm, maar de incongruentie van mogelijke toepassingen en de onacceptabele consequenties daarvan zijn de echte inhoud van deze vormexperimenten.

Moraal 

Zo zijn de bovenstaande vingeroefeningen met (letter)vormen en organisch materiaal te duiden als een moderne variant op vanitas-kunst. “Omnia vanitas” (alles is ijdelheid), zei koning Salomo al, waarmee hij doelde op de vergeefsheid van al ons handelen in het licht van de eeuwigheid. Op iets kortere termijn is de moraal van dergelijke symboliek dat de mens de verplichting heeft om na te denken over de gevolgen van zijn handelen en zich te realiseren dat hij niet alles kan bepalen. Dat geldt des te meer voor de ontwerper, die, zoals de curatoren van de New Yorkse tentoonstelling ‘Bits ‘n’ Pieces’ het formuleerden, “door de technologie een steeds grotere verantwoordelijkheid krijgt toebedeeld, die zijn rol radicaal verandert.” De ontwerper zit steeds vaker op de stoel van de uitvinder, de wetenschapper en onderzoeker die nieuwe toepassingen voor nieuwe materialen en nieuwe technologieën zoekt en ontwerpt. Het logo van de ‘Bits ‘n’ Pieces’ tentoonstelling is ontworpen door het Eindhovense bureau EDHV, die insecten over een A3-groot vlak met typografische mal liet lopen en hun bewegingen vastlegde en in lijn en kleur vertaalde. Geleide natuur, zou je het kunnen noemen; organische typografie die de vormenrijkdom van alles wat leeft en groeit niet simpelweg nabootst, zoals vroeger, maar de rhizomatische processen die tot die vormenrijkdom leidt imiteert. Of die processen letterlijk inzet door de detaillering van de typografie over te laten aan bacteriën en pissebedden. Uiteindelijk is de natuur nog steeds de leermeesteres van de kunsten.

 

Dit artikel van Max Bruinsma is gepubliceerd in Items #4 2010, p.46-55.

 

Beeld: Oded Ezer, Typo-ants
 

... reageer